een gesprek met professor Herbert De Vriese

10/05/2021
🖋: 

“Ben ik gelukkig?” Minstens een keer per dag gaat die vraag door mijn hoofd. Het lijkt een simpele vraag, maar hoe dieper ik erover nadenk, hoe harder ik mijn hoofdje krenk. Want wat betekent geluk nu eigenlijk? Is geluk iets tijdelijks? Kan je de ene dag gelukkig zijn en de andere niet? Of is geluk een ultieme levensvervulling die je, eens ze gevonden is, nooit meer kunt verliezen? Iedereen heeft er iets anders over te vertellen. Ga ik online op zoek naar quotes, dan vind ik duizend verschillende antwoorden. Theorieën over geluk die mij op het net worden aangeprezen, hebben een semi-therapeutisch gehalte waaraan ik mij stoor. In de klassieke filosofische boeken zie ik te weinig raakpunten met de wereld van vandaag. Op de vraag wat geluk precies inhoudt, kon ik voorlopig nog geen antwoord vinden dat mij tevredenstelt.

In onze maatschappij domineert het idee dat geluk een kwestie van succes is. Sociale media houden ons voor dat het altijd beter kan. We moeten voor onszelf leren concrete doelen te stellen en zodra we zo’n doel halen, zullen we gelukkig zijn. Daarna verschijnt er weer een nieuw doel dat onze aandacht trekt. Bereiken we dat doel niet, dan voelt dat als een mislukking. Vaak laten we ons daardoor vangen. Is geluk dan alleen weggelegd voor wie succesvol is?

Het leek me een goed idee om raad te vragen aan een professor Wijsbegeerte, die weet er hopelijk meer van dan ik. Zo kwam ik terecht bij Herbert De Vriese, die ik leerde kennen tijdens de tweede Antwerpse Filosofienocturne. Hij is vooral met cultuurkritiek en een aantal duistere Duitse denkers bezig.

 

Volgens een oude filosofische opvatting is het ultieme geluk verbonden met kennis, inzicht en wijsheid. In het zuivere denken zullen we het ware geluk vinden. Kunnen we nog iets met die opvatting?

Neen, ik denk niet dat we daar vandaag nog veel aan hebben. Het klassieke, theoretische ideaal van geluk lijkt me al enkele eeuwen compleet achterhaald. Maar het is wel interessant om na te gaan hoe men tot deze opvatting van geluk is gekomen. Geluksopvattingen van de filosofische traditie zijn ook gecontamineerd, gekleurd door hoe mensen in zeer specifieke omstandigheden daarover nadachten. Dat mogen we niet vergeten. Onze hoogste filosofische idealen van geluk zijn uitgedacht door mensen die op een bevoorrechte of exclusieve positie in de samenleving stonden. Ze bleven buiten de greep van het arbeidsproces, met zijn zware verantwoordelijkheden en inspanningen, en hadden alles om goed en comfortabel te leven.

 

Onze hoogste filosofische idealen van geluk zijn uitgedacht door mensen die op een bevoorrechte of exclusieve positie in de samenleving stonden.

 

 

Ze hielden zich niet bezig met wat de gewone man of vrouw gelukkig kon maken?

Inderdaad, de idee dat ware kennis gelukkig maakt, is een elitair concept van geluk. Toch is het interessant om te onderzoeken hoe het tot stand is gekomen. We kunnen er namelijk een logica in ontwaren die ook voor ons aantrekkelijk blijft.

Wat is het cruciale punt van verschil? Vroeger geloofden veel mensen in een transcendente orde die garant stond voor het bestaan van eeuwige en onveranderlijke waarheid. Of juister: ze geloofden in een transcendente orde, in een bovenwereld of een goddelijke instantie, die niet alleen voor zichzelf een absolute waarheid bevatte, maar die waarheid ook voor de mensen hier op aarde openstelde. Die waarheid was dus objectief gegeven, als een bereikbare bestemming voor wie voldoende scherpzinnig was en er hard genoeg naar zou zoeken. Neem bijvoorbeeld de ideeënwereld van Plato. De ideeën zijn eeuwig en onveranderlijk, maar mensen kunnen er wel toegang toe krijgen door hun redelijke vermogens te gebruiken.

 

Je zegt dat we daar een logica in herkennen?

Wel, het gaat om een contrast. Door langdurige oefening en levenslange toewijding leert de klassieke denker een waarheid kennen die helemaal losstaat van het vergankelijke leven hier op aarde. Denken is de puurste act die wij kunnen stellen. Of je nu twee of vier ledematen hebt, gezond bent of ziek, lelijk of mooi, of je nu gezegend bent met alle wereldse genoegens en successen of al een leven lang getart wordt door het lot, voor het schouwen van de ideeën maakt het niets uit. Daarbij wordt abstractie gemaakt van ieders concrete levenssituatie.

Het punt is dat we in contact komen met iets wat ons eigen vergankelijke leven overstijgt. Daarin zie ik een logica waaruit we iets kunnen leren: geluk heeft te maken met een zoektocht naar iets wat groter is dan wijzelf, naar iets wat ons zal overleven. We vatten een waarheid die er ook zal zijn wanneer wij er niet meer zijn. Net omdat we het beperkte bereik van ons gewone leven hier op aarde grandioos overtreffen, vinden we het opperste geluk. Het is een soort bovenaardse prestatie, de absolute waarheid kennen.

 

Weinig mensen zullen nog zeggen: gelukkig zijn is de wijsheid hebben.

 

 

Maar dat theoretische ideaal van geluk vond je toch achterhaald?

Zeker, nu hebben we er niet veel meer aan. Je kan dat alleen verstaan tegen de achtergrond van mensen die geloven in zo’n verheven ideeënwereld, van mensen die ervan overtuigd zijn dat er een eeuwige en ware structuur van de dingen is waartoe ze met hun denken kunnen doordringen. Maar ik vind het wel een interessante dynamiek.

Een goede analogie vind je in de religieuze levenshouding. Gelovigen houden hun aandacht gericht op het heilige en het goddelijke, op elementen die niet van deze wereld zijn. Ze stellen zich in dienst van door God geopenbaarde geboden en verbinden zich zo met een absolute waarheid. Het mensenleven is eindig, maar God en de Waarheid zijn dat niet. Je herkent dezelfde dynamiek: mensen gebruiken hun beperkte tijd en vermogens om uit te komen bij iets wezenlijks en duurzaams. Iets wat er niet alleen vandaag, maar voor alle tijden toe doet. Sinds de negentiende eeuw is het in de westerse wereld nochtans steeds minder evident om in een religieuze of filosofische bovenwereld te geloven. Door het wegvallen van het geloof in een objectief gegeven waarheid, komt de theoretische opvatting van geluk onder druk te staan. Weinig mensen zullen nog zeggen: gelukkig zijn is de wijsheid hebben.

 

Betekent het dat we ertoe veroordeeld zijn om voortaan in deze wereld gelukkig te zijn, zonder contact met een hogere wereld?

'Veroordeeld' is wat sterk uitgedrukt, maar volgens mij is het zeer herkenbaar wat je zegt. Velen onder ons zullen een tastbaardere en ‘aardse’ vorm van geluk nastreven en omarmen, en zullen die in discussies fanatiek verdedigen. Mensen proberen nu om in dit eindige leven gelukkig te zijn, zonder andere middelen dan diegene die dat eindige leven aanreikt.  

 

Ik hoor een negatieve ondertoon.

Wellicht ben ik wat kritisch. Ik wil het geluksideaal van onze hedendaagse samenleving niet afkraken, maar ik vermoed wel dat het een aantal valkuilen verbergt waarin veel mensen, en vooral veel jongeren, vroeg of laat terechtkomen.

Laat ik het zo samenvatten: het doel van ons geluk ligt vandaag niet meer buiten, maar binnen het menselijke leven. Men zal nu zeggen: het meest volmaakte leven dat je kan leiden is er een dat geslaagd en vervuld is. Het is een leven dat alle haalbare mogelijkheden van het bestaan in zich heeft gesloten. Aan je geluk bouwen betekent dan: steeds meer resultaten toevoegen aan je cv van dromen en opmerkelijke prestaties. Zo hebben we van het hemelse geluk een nieuwe, aardse vorm van geluk gemaakt.

 

Vriendschap is heilig, wordt weleens beweerd.

 

Maar wat we vergeten, is dat we ons hebben losgekoppeld van een eeuwige en onveranderlijke orde. We hebben onze zoektocht naar geluk binnengebracht in een wereld van verandering en contingentie. Doorgaans beseffen we wel dat we daarin niets van blijvende en absolute waarde kunnen verwerven. Dat besef buigen we zelfs om tot iets positiefs: het heeft geen zin om in de zon te staren, we moeten binnen de horizon van onze overzienbare leefwereld alle kansen benutten om gelukkig te worden. Toch miskijken we ons vaak genoeg op de controle die we menen te hebben om zoveel mogelijk kleine dingen van relatieve waarde te verwerven. Zo hollen we niet alleen de waan van de dag, maar ook de waan van het compleet succesvolle leven achterna. Want wat we willen doen en bereiken om aan een geslaagd leven te werken ontsnapt ten dele aan onze beheersing. Bovendien is het patroon dat we voor ogen houden om van een vervuld of rijkelijk gevuld bestaan te spreken, zélf onophoudelijk in beweging. Het verandert zo snel dat we op een gegeven ogenblik vaststellen dat we niet meer mee zijn. We blikken terug op een rist verwezenlijkingen die ons geluk hadden moeten bepalen, maar die intussen veel van hun glans verloren hebben.  

 

Daar lijken oudere mensen toch meer last van te hebben dan jongere mensen?

Zonder twijfel. Maar je kan omgekeerd ook stellen dat jongere mensen, eens ze hier gevoelig voor worden, ouder worden. Let op, ik vind het niet verkeerd dat mensen in hun leven een ruime waaier aan activiteiten, verwezenlijkingen en belevenissen opzoeken. Wel vermoed ik dat ze bedrogen zullen uitkomen, zodra ze hierin de garantie voor hun persoonlijk geluk zien. 

De filosofische gedachte waar ik bij uitkom, is dat de ervaring van het waardevolle zelden berust op het unieke en uitzonderlijke karakter van wat we beleven en veel vaker op de herhaling ervan. Denk aan oprechte en diepe vriendschap. Vriendschap is heilig, wordt weleens beweerd. Ze heeft een betekenis op zich, ze staat boven de vriend of vriendin en boven alle afzonderlijke momenten van vriendschap. Maar zoiets komt pas tot stand door het veelvuldig aanhalen van de vriendschapsband. Stukje bij beetje groeit de vriendschap aan tot een vaste waarde. Kortom, het is door herhaling dat we iets bijzonders doen ontstaan. En om dat goed te doen, hebben we tijd nodig.  

 

Hier zijn de volwassenen weer in het voordeel?

Ik denk van wel. In ieder geval zie ik een verband tussen geluk en levenservaring. Gelukkig zijn heeft volgens mij namelijk te maken met het herkennen van iets intrinsiek waardevols in activiteiten die zich herhalen. In de vluchtige stroom van ons leven kristalliseert zich iets uit dat duurzaam en substantieel is. Zo beginnen we ons te verhouden tot een waarheid die losstaat van ons eigen leven. Natuurlijk herken je nu de logica waarop ik bij het begin van ons gesprek wees: vanuit het vergankelijke bestaan dat je hier op aarde hebt gekregen, op zoek gaan naar iets van een andere orde, connectie maken met iets dat jezelf overstijgt en je in zekere zin zal overleven.

 

Je kan in dat opzicht besluiten dat de jeugd niet de beste levensfase is om gelukkig te zijn.

 

 

Daarom blijft die oude filosofische opvatting van geluk belangrijk? 

Inderdaad, de oriëntatie op iets hogers blijft volgens mij betekenisvol. Er valt iets van waarde te ontdekken in dit leven wat groter is dan de optelsom van de afzonderlijke ervaringen ervan. En dan kan iemand met veel levenservaring getuigen: "Ik heb vriendschap gekend in mijn leven, ik heb liefde gekend. Trouw, respect, integriteit." Iets van een hogere orde die niet helemaal opgaat in het eigen kortstondige leven geeft voortaan waarde aan dat leven, maakt het de moeite waard. Maar om dat soort gelukservaring te kennen, is levenstijd nodig. Je kan in dat opzicht besluiten dat de jeugd niet de beste levensfase is om gelukkig te zijn.

 

Welke boodschap houdt dat in voor de jongere mensen van vandaag en voor onze medestudenten?

Misschien is de voornaamste boodschap dat niemand zich moet laten opjagen in de zoektocht naar geluk, dat ieders tijd nog komt. We worden gek gemaakt met flitsende beelden en slogans om elke dag weer een nieuwe unieke ervaring aan ons levensgeluk toe te voegen. Maar waarschijnlijk komt het ware geluk pas met de jaren, omdat het verwachting en herhaling vraagt en heel veel geduld. Geluk is een werk van lange adem. 



van het middelbaar naar de universiteit

10/05/2021

 

van de regen ...

De middelbare school: de tijd waarin je wordt opgeleid tot volwassene. Een tijd van verschillende klassen, met de cool kids en de groepsidentiteit. We stappen na zes jaar de poort van de hel uit, het volwassen leven in. Een bevrijding, eigenlijk het begin van iets beters. Ik laat mijn 'rugzakje' achter.

Ik was eindelijk verlost van de klassenmaatschappij van de 21e eeuw: de laatste jaren van mijn middelbaar. De tijd waarin je gekraakt of gemaakt werd door hoe je eruitzag of wie je als persoon was. Het middelbaar ervaarde ik als een standenmaatschappij die bestond uit drie klassen: de elite, de burgerij en het plebs. De cool kids behoorden door hun blauw bloed tot de elite en iedereen wist dat je van hen niet zou kunnen winnen. Dat wilde niet zeggen dat ze allemaal gelukkig waren met hun erfelijke titel, maar ze vormden wel een standaard voor hun volgelingen. In de burgerij zaten zij die connecties hadden met de cool kids en die nog een kans maakten om zich op te werken tot de elite. Ze hadden de middelen wel, maar ze waren het nog net niet. In het plebs zaten de jongeren die niet meededen met de grote groep, maar liever dat tikkeltje anders waren. Zij bleven liever trouw aan zichzelf, ook als het niet aansloot op de opgelegde zijnswijze. Om die reden werden ze verstoten uit de maatschappij waarin onafhankelijkheid nog niet bejubeld werd.  

In het middelbaar was je als puber op zoek naar een identiteit, een identiteit die je invulde naargelang de gedachten en verwachtingen van de ander, in dit geval de elite. Je nam de groepsidentiteit over, zodat je jezelf wel terugvond in de rest. Je hoorde erbij. Je zou het wel redden. Ik hoorde er niet bij. Ik was het niet. Ik redde het niet. Ik had mezelf niet in een groepje geworteld, maar het voelde wel alsof ik tot een groep moest behoren. Ik kon mezelf niet vinden en zijn bij de rest. “Wanneer gaan we dan eindelijk streven naar een eigen identiteit, naar onafhankelijkheid?” dacht ik toen. Ik verlangde naar gelijkgezinden, maar ik moest wachten.  

Tot het moment dat ik eindelijk de grote poort verliet en alles kon achterlaten. Ik was blij dat ik eindelijk wat meer volwassenheid tegemoet ging, maar was dat wel zo? Waren mijn verwachtingen over later niet te groot? Maar voor het eerst voelde ik me niet meer zo onzichtbaar als voorheen, ik voelde me voor het eerst vrij van een klasse, vrij van een stempel op mijn identiteit. Maar zij die gewoon waren om tot een groep te behoren en de groepsidentiteit deelden, hadden misschien wel dezelfde verwachtingen van het middelbaar als van het hoger onderwijs. Misschien nog niet beseffend dat we na het verlaten van de grote poort, ineens allemaal vrije, individualistische, onafhankelijke ‘volwassenen’ horen te zijn. We worden anders, we worden iemand.  

Ook al mocht ik in mijn eerste jaar nauwelijks naar de campus, toch voelde ik dat ik mijn gelijkgezinden, mijn plekje, had gevonden. Geen druk meer om tot een groep te behoren. Ik kwam voor het eerst ergens thuis op een school. Ik had eindelijk het gevoel dat capaciteiten boven populariteit gaan. Misschien heb ik toch nog witte sneeuw gezien en gevonden. 

 

in de drup

De middelbare school: de tijd waarin je wordt opgeleid tot volwassene. Zes jaar lang collectief instuderen hoe het is om volwassen te zijn, om daar vervolgens ook echt aan te beginnen, helemaal in je eentje. Weinigen hebben die volwassenheid uiteindelijk gevonden.

Het is ondertussen al een hele tijd geleden dat ik 'verlost' werd van mijn middelbare school, een simpelere tijd waarin we nog op zoek waren naar onszelf. Iedereen zat zo in zijn eigen kliekje, maar van de klassenstrijd tussen schachten en studiebollen, treinstudenten en kotbewoners, of profknuffelaars en opnamekijkers was geen sprake. Tuurlijk, de cool kids zaten in de middagpauze echt niet bij de outcasts aan tafel, maar was dat nu zo erg? Het was nog helemaal niet belangrijk om de elitestudent uit te hangen die een goed sociaal leven, hoge cijfers en een vol CV naadloos weet te combineren. We zaten nog maar in het oefenrondje, waar niet meedoen met de grote groep, maar liever dat tikkeltje anders zijn nog geen consequenties had. Na een slechte dag op het middelbaar kon je je laven aan de gehaktballen van je moeder en een knuffel van je hondje. Is toch net even iets anders dan diepvriespizza en YouTube.  

In het middelbaar mag je als puber nog vrij op zoek naar een identiteit, een identiteit die je langzaamaan invult door te experimenteren met verschillende groepjes. Je neemt stukjes van een groepsidentiteit over, hoort even ergens bij, realiseert je dat het toch niet echt je ding is, en probeert weer iets anders. Je zou het wel redden. Zelfs als je echt buiten de boot viel kwam je uiteindelijk toch ergens op je pootjes terecht. Stukje bij beetje timmerden we voort aan onze identiteit, onze onafhankelijkheid. Zes jaar lang konden we op zoek gaan, om daarna vol hoop en dromen aan het ‘echte leven’ te beginnen. Althans, dat dachten we.  

Toen het moment kwam dat ik eindelijk de grote poort verliet en alles achter moest laten, kwam ik in een soort zwart gat terecht. Zeker, ik was blij dat ik eindelijk wat meer volwassenheid tegemoet ging, maar ik had me nogal verkeken op hoe dat proces zou verlopen. Ik voelde me minstens een jaar lang onzichtbaar, vogelvrij verklaard, zoekende naar een identiteit om me aan vast te binden. Ik heb dat jaar van alle ‘identiteiten’ geproefd: de feestende schachten, de kunstzinnige dromers, de permanente bibliotheekbewoners … om vervolgens te concluderen dat ik bij geen van allen aansluiting vond. Ik was inderdaad vrij, individualistisch en onafhankelijk, maar vooral eenzaam.

Langzamerhand ben ik uit dat zwarte gat gekropen, maar dat doet niet af aan het zware begin. Weg van mijn veilige plekje, verwijderd van mijn vangnet zat ik daar, alleen in een gigantische collegezaal. School had nog nooit zo weinig als thuis gevoeld. Dat jaar zag ik veel zwarte sneeuw, en het duurde nog even voordat de hemel opklaarde.



gezocht: brug tussen gevangenis en samenleving

10/05/2021
🖋: 

Als je erover nadenkt, is het allemaal best simpel. Je pleegt een strafbaar feit, je belandt in de rechtbank. De rechter noemt je een stoute jongen of een stout meisje en je baant je een weg naar de gevangenis. Daar spendeer je een op voorhand bepaalde tijd in de cel en dan sta je weer op vrije voeten om als een brave burger opnieuw deel te nemen aan de maatschappij. Joepie! Of niet? In de realiteit loopt het vaak toch anders. Sylvie Van Dam en Manu Pintelon vertellen. 

Na een detentieperiode opnieuw een plekje vinden in de samenleving is niet evident. En dat blijkt uit verschillende zaken, zaken die toch samen lijken te hangen. Zo kampt België met een hoge recidivegraad en een overbevolking in de gevangenissen. Waarom? Manu Pintelon is de nationale coördinator van RESCALED en van vzw De Huizen. Volgens hem kan de recidivegraad naar beneden gehaald worden met kleinschalige detentiehuizen, zoals vooropgesteld door vzw De Huizen. Als de vrijheidsstraf kwaliteitsvol wordt uitgevoerd en de gedetineerde zich vlotter opnieuw kan aansluiten bij de samenleving via de nabijheid van de buurt en de focus op toekomstperspectieven, is er minder kans dat een ex-gedetineerde hervalt. Wat dan met de overbevolking? “Het is opvallend dat de gevangenissen telkens weer vol geraken, hoewel er wel steeds nieuwe worden bijgebouwd. Er klopt iets fundamenteels niet aan het systeem, en dan bedoel ik het grotere systeem, hoe België omgaat met het opleggen van straffen, niet alleen met het gevangenissysteem. Door bepaalde tendensen worden de gevangenissen steeds vol gezet. De regering maakt plannen om nieuwe gevangenissen bij te bouwen, maar ik denk niet dat dat de ultieme oplossing is voor de overbevolking.”  

Waar ligt het pijnpunt dan? Pintelon: “De gevangenissen moeten kwalitatief verbeteren, in plaats van blindelings bijgebouwd te worden, steunend op modellen uit de achttiende eeuw toen een mensbeeld in zwang was dat zich richtte op individuele opsluiting. Nu staan we veel verder. We weten dat we mensen moeten helpen in het herstel van hun sociale relaties – we zijn tenslotte sociale wezens – in plaats van maar te hopen dat het individu zelf tot inkeer komt. Toch blijven we diezelfde basis gebruiken, zoals de nieuwe gevangenis in Beveren. Pure copy-paste. Neem nu de nieuwe gevangenis in Haren: daar gebruiken ze het principe van de prison village. Het hanteert een andere structuur en fungeert meer als een dorp dan als een gevangenis. Alsnog spookt de erfenis van het oude systeem in de fundamenten: de nabijheid van de buurt ontbreekt, er is geen integratie en geen link met de samenleving. Het is een goede ontwikkeling dat ze meer inzetten op differentiatie, maar een prison village kan je moeilijk kleinschalig noemen.” 

 

excuseer, hoe en wanneer? 

Sylvie Van Dam is postdoctoraal onderzoeker aan UAntwerpen en heeft onderzoek verricht bij Brug Binnen Buiten. Dat is een project dat ondersteuning biedt aan (ex-)gedetineerden van de gevangenis van Antwerpen om hun re-integratie te bevorderen door hen te koppelen aan een buddy-vrijwilliger. Zo’n project blijkt nodig: de overgang van detentie naar vrijheid verloopt zelden van een leien dakje. “Er zit veel verschil bij mensen naargelang hun statuut”, vertelt Van Dam. “Ik heb zelf vooral onderzoek gedaan bij mensen in voorhechtenis of met korte straffen. Wanneer zij vrijkomen, is vaak erg onduidelijk, aangezien ze maandelijks voor de rechter komen en er dan over hun lot wordt beslist.”  

 

Soms heeft een ex-gedetineerde gewoon geen geld voor een busticket. 

 

Dienst Justitieel Welzijnswerk Antwerpen biedt trajectbegeleiding aan de gedetineerden en hun omgeving aan om die overgang soepeler te maken, maar volgens Van Dam ligt hun werkdruk erg hoog. “Er zijn veel gedetineerden en er is maar weinig tijd om de trajecten af te leggen. De onzekerheid en onvoorspelbaarheid omtrent het moment waarop iemand wordt vrijgelaten, maakt het ook moeilijker om hen voor te bereiden. Als iemand een langere straf moet uitzitten, is het eigenlijk gemakkelijker om hen voor te bereiden: er is meer tijd en er is dikwijls ook iets meer zekerheid. Je kan de overgang versoepelen met banale dingen, zoals weten bij welke organisaties je terecht kan wanneer je van de ene op de andere dag vrijkomt.” 

Op dat punt kan Brug Binnen Buiten helpen, geeft Van Dam aan. “Het is soms moeilijk om al te beginnen wanneer iemand nog vastzit, maar bij hun vrijlating kunnen ze de organisatie contacteren en worden ze gekoppeld aan een vrijwilliger. Die vrijwilligers kunnen, als ze voldoende ondersteund worden door sociale professionals, echt een verschil maken. Het is niet evident om bij een voorwaardelijke vrijlating alle administratie in orde brengen of aan alle voorwaarden te voldoen. Een vrijwilliger is iemand die naast de ex-gedetineerde staat om te helpen en om alles samen uit te zoeken. Dat kan in erg kleine dingen zitten: soms heeft een ex-gedetineerde gewoon geen geld voor een busticket om ergens te geraken. Een mogelijke voorwaarde bij het vrijkomen kan bijvoorbeeld zijn dat een ex-gedetineerde werk moet zoeken, maar als je een strafblad hebt, vind je helemaal niet zo gemakkelijk werk. Ook wanneer je vrij bent, ondervind je veel drempels wanneer je probeert om je weer aan te sluiten bij de samenleving. Dan hervallen mensen snel in oude gewoontes, in hun oude netwerken. Maar dat is vaak waar het eerder misgelopen is.” Opvang bieden na vrijlating kan helpen om hen in verbinding te brengen met meer ondersteunende netwerken, netwerken die kunnen helpen om heraansluiting te vinden bij de samenleving. “Of aansluiting,” zegt Van Dam, “want de aansluiting was er vóór de straf niet altijd.” 

 

huisje boompje beestje 

Project vzw De Huizen stelt detentiehuizen voor als alternatief van de traditionele gevangenissen. Zulke detentiehuizen zetten in op kleinschalige en gedifferentieerde detentie waarbij tegemoet wordt gekomen aan de noden en behoeften van de gedetineerden. “Het wordt af en toe een 'kleine gevangenis’ genoemd, maar eigenlijk is dat een redeneerfout”, begint Pintelon. “Het is een kleinschalige manier om aan vrijheidsberoving te doen. Zoals de naam al zegt, is het een huis. Alle gedetineerden krijgen een eigen kamer, zodat ze ook wat privacy hebben, en beneden is er een gemeenschappelijke keuken en living. We creëren in die huizen een vorm van samenleven, inclusief een huishouden dat geregeld moet worden. Wat eten ze die zondag? Wanneer doen ze de was en de plas? Soms verzorgen ze ook samen een huisdier. Op die manier normaliseren we de detentie, wat volgens vele studies erg belangrijk is. Normalisering wordt snel gelinkt aan het huis, zo verloopt de re-integratie in de samenleving ook gemakkelijker.”  

 

Op termijn willen we het huidige gevangenissysteem met de grond gelijk maken.

 

Die normalisering komt eveneens naar boven in de derde pijler van vzw De Huizen, namelijk de nabijheid van de buurt. “We werken erg lokaal”, zegt Pintelon. “Er zijn uiteraard nimby’s (not in my backyard, n.v.d.r.), maar toch bestaat er een grote draagkracht binnen steden en gemeenten, zeker wanneer er voldoende informatie wordt gegeven over het project en over de personen die in het detentiehuis van die buurt terecht zouden komen. In Edingen, waar het tweede detentiehuis van België ligt, bestond er aanvankelijk minder animo. Achteraf gezien kwam dat doordat de inwoners niet genoeg informatie kregen, waardoor er begrijpelijkerwijze wat meer tegenkanting ontstond. Het duurt tenslotte even voor je iemand nieuw opneemt in de groep. Ondertussen is die gaan liggen en loopt het goed. In Mechelen, waar het eerste transitiehuis staat, verliep het eigenlijk perfect. Deels omdat de inwoners genoeg informatie hadden ontvangen, onder andere door infoavonden en buurtevenementen te organiseren, maar deels ook omdat er in Mechelen al een gevangenis is. Voor de Mechelaars is het gevangeniswezen daarom sowieso minder een ver-van-mijn-bedshow.” 

Ondertussen is vzw De Huizen al negen jaar hard aan het werk om het concept ‘detentiehuis’ in te burgeren in het beleid en in de samenleving en op die manier een alternatief aan te bieden voor het oude concept van de gevangenis. Pintelon: “Ten opzichte van andere landen hebben we een streepje voor wat detentiehuizen betreft, puur omdat het idee recent geïntegreerd werd in het regeerakkoord van onze nieuwe regering. De minister van Justitie is ook mee met ons concept; het staat in zijn beleidsnota, dus we merken dat er zaken aan het bewegen zijn. Ook in andere landen is er animo voor ons concept en veel nieuwsgierigheid. Onze toekomstperspectieven zijn goed.” Hij pauzeert even. “We voelen ons gehoord door het beleid, dat is zeker, maar op dit moment worden we wel een beetje gezien als extra plaatsen in het systeem, niet als vervangers van. Dat is een periode waar we doorheen zullen moeten, maar op termijn willen we het huidige gevangenissysteem met de grond gelijk maken.” 

 

herstel, nu voor echt 

Nabijheid van de buurt is ook een belangrijke pijler voor vzw De Huizen. Dat uit zich in een wisselwerking met de buurt door middel van bijvoorbeeld buurtwerk. Pintelon: “Het hangt een beetje af van hoe het gebouw van het detentiehuis eruitziet. Als er een grote binnenruimte is, kan die bijvoorbeeld gebruikt worden voor avondlessen of als een gemeenschappelijke zaal voor de buurt. Een detentiehuis zou ook een sociaal restaurant kunnen openen. De keuze is afhankelijk van de buurtbewoners: waar hebben zíj nood aan? Ook hier moet je gedifferentieerd werken. Wat zijn de mogelijkheden voor dat detentiehuis en voor die buurt? Op die manier kan de gedetineerde iets wezenlijks terugdoen voor de omgeving. Dat is werken aan herstel, een belangrijk strafdoel in België. Door de buurtwerking werk je aan het herstel van de samenleving. Daarnaast is het van belang om vanaf dag één te werken aan de toekomst en aan de toekomstperspectieven van een gedetineerde. Dat is herstellend werken aan jezelf als individu. Ik vind het belangrijk om te zeggen dat we voorstander zijn van de vrijheidsstraf, maar die moet wél kwalitatief worden uitgevoerd. We schuiven detentiehuizen naar voren als een betere en humanere manier.” 

 

Door de buurtwerking werk je aan het herstel van de samenleving, maar ook aan jezelf als individu.

 

Dan moet je nog ergens beginnen. Vzw De Huizen koos voor een stap-voor-stapstrategie per doelgroep. Dat kwam in 2018 tot uiting in een aanbevelingsnota van de vzw over de zogenaamde loopplankhuizen: detentiehuizen bedoeld voor jongvolwassenen van achttien tot vijfentwintig jaar. “We hebben de keuze gemaakt om in België per doelgroep te werken. Van daaruit begonnen we te denken: wat is in het huidige systeem het meest noodzakelijk? In principe stellen we dat jongvolwassenen de meest moeilijke en cruciale doelgroep is, juist omdat zij onze toekomst zijn, omdat zij hun hele leven nog voor zich hebben. De jongvolwassenheid is zo’n cruciale fase in het leven: de hersenen zijn nog niet ontwikkeld; jongeren hebben nood aan verantwoordelijkheid om te kunnen groeien, te kunnen bloeien. Ik vind het een goede keuze, want voor die groep mensen hebben detentiehuizen ontzettend veel te bieden. Het is een strategische keuze geweest om eerst voor jongeren te gaan. Als je kijkt naar de veiligheid van de samenleving is het het belangrijkst om bij hen het verschil te maken.” Een andere doelgroep zijn mensen die langere straffen opgelegd hebben gekregen. “Bij langere straffen kan je werken aan de re-integratie op lange termijn en zo aan een echt herstel van de samenleving. In een loopplankhuis werk je bijvoorbeeld acht maanden intensiever met de jongvolwassenen, maar bij een langere straf heb je veel meer tijd om te werken aan de toekomstplannen. Het zou trouwens onlogisch zijn om gedetineerden die een straf van bijvoorbeeld twintig jaar moeten uitzitten, wél op te sluiten in een gevangenis. Detentiehuizen kunnen even goed beveiligd zijn en bieden bovendien zinvolle detentie aan.” 

 

mens of crimineel? 

Heraansluiting vinden bij de maatschappij blijkt essentieel. Toch leeft er een stigma over mensen met een detentieverleden. Van Dam: “Voor ex-gedetineerden is werk zoeken geen sinecure. Je kan veertig brieven schrijven voor een vacature; zodra je vermeldt dat je in de gevangenis hebt gezeten, word je niet uitgenodigd op gesprek. Eén keer had een ex-gedetineerde de informatie weggelaten en werd die toen wel uitgenodigd op gesprek. Maar een bewijs van goed gedrag en zeden kon die niet voorleggen, waardoor die uiteindelijk ook niet meer mocht terugkomen. Zelfs in de hulpverlening bestaat dat stigma: sommige hulpverleners koesteren wantrouwen tegenover mensen met een detentieverleden.” 

 

De beschaving van een land kan je afmeten aan hoe humaan het omgaat met gevangenen.

 

“Er bestaat op dat vlak inderdaad een zeker wantrouwen”, zegt Pintelon. “Ook in onze dagelijkse werking ervaren we dat als een obstakel en bij zowat elke lezing die we geven, merken we dat we van ver moeten komen. Mensen kijken in een bepaald stereotiep kader naar mensen in gevangenissen, dus het blijkt nodig om mensen juist mee te nemen in de ervaring die we in de praktijk met gedetineerden hebben. Ergens begrijp ik dat wel: wanneer je als buitenstaander naar een televisieprogramma kijkt, is dat het beeld waardoor je wordt gevormd. Je kan het mensen niet verwijten dat ze op die manier denken, maar het is niet hoe de werkelijkheid in elkaar zit. Elk strafbaar feit heeft een context en een achtergrond.” Van Dam haalt aan dat de vrijwilligers bij Brug Binnen Buiten in hun contact met de (ex-)gedetineerden al snel leren dat het allemaal niet zo zwart-wit is. “De vrijwilligers van Brug Binnen Buiten krijgen een heel andere kijk op (ex-)gedetineerden. Dan pas krijgen ze vaak inzicht in uitsluitingsmechanismen in de samenleving, in armoede, in multi-problematieken. Die inzichten nemen ze mee naar hun familie en vrienden. Vrijwilligers zijn uiteraard gebonden aan een deontologische code, dus ze mogen niet op de details ingaan, maar de inzichten die ze verwerven, geven ze wel door aan hun sociale netwerk. Dat brengt een rimpeleffect teweeg.” 

Zodra het woord ‘gevangenis’ valt, lijken mensen te vergeten dat de term ‘(ex-)gedetineerde’ nog altijd op een persoon van vlees en bloed slaat. “Ik denk zelf dat dat te maken heeft met hoe we naar het gevangeniswezen kijken”, zegt Van Dam. “Nu lijkt het een beetje op de vergeetput van de samenleving, net alsof we zeggen: “We sluiten iemand die iets verkeerd heeft gedaan op, dan moeten we niet naar haar of hem kijken. We zien wel hoe het verder gaat als die persoon terug vrijkomt”. Ja, het is mogelijk om iets zinvols te doen met de tijd die je in de gevangenis moet spenderen, maar in mijn ogen zijn er daar nog te weinig mogelijkheden voor. Dat is in eerste instantie een kwestie van middelen, maar ook van aandacht en visie. De afgelopen jaren merk ik dat er dingen aan het veranderen en evolueren zijn, maar de brug tussen de gevangenis en samenleving kan sterker. Contact houden met gedetineerden is daarbij erg belangrijk. Een theatervoorstelling in de gevangenissen waarbij de buurt betrokken wordt, is een goed voorbeeld. Op die manier toon je dat de gedetineerden ook mensen zijn. En dat alleen al – gedetineerden het gevoel geven dat ze mens zijn – maakt een groot verschil. Claude Lévi-Strauss zei eens: “De beschaving van een land kan je afmeten aan hoe humaan het omgaat met gevangenen.” Ik denk dat daar een grote kern van waarheid in schuilt.” 



betweter

10/05/2021
🖋: 
Auteur

Het is niet omdat je veel onnozele weetjes kent, dat je een betweter bent. Dat bewijst een van onze redacteurs door een waanzinnig interessant, ongelofelijk boeiend of verbluffend spannend feit te delen.

Daar sta je dan in je badpak of zwembroek met een zwembril los in de hand en je hoofd onflatterend strak naar achteren getrokken door je badmuts. Je dompelt je voeten steeds dieper het water in tot je uiteindelijk meedeint met de golven die jouw lichaam in beweging zetten. Na enkele meters zijn je armen al verzuurd en juist op dat moment voel je het. Je vloekt. “Dju, ik had dan toch nog water in mij.” Het is te laat. Water doet water maken. Wat kan het kwaad? Je vult het zwembad gewoon nog wat aan. Het zonnetje mag ook in het water gaan schijnen.

Na een uurtje verlaten de sportieve zwemmers met roodomrande ogen het bad. “Dat verdomde chloor toch altijd, ze mogen er eens wat minder indoen.” Nee, dat hebben we deels fout. Chloor helpt juist om de bacteriën in het water te doden, maar door de liters urine, zweet en vuil in het zwembad breekt chloor eerst deze zaken af in plaats van de bacteriën. Als we dan per ongeluk water inslikken komen de bacteriën wel in ons terecht, vandaar dat we na het zwemmen wel eens last hebben van een lopende neus, hoesten en jeukende pippy-oogjes.  

Je zal wel denken: “Eeeiih, ik ga echt nooit meer zwemmen in een zwembad. Dat zit vol met pipi!” Niet alle zwembaden zijn onhygiënisch of pipimonsters. De zwembaden met de minste chloorgeur zijn het gezondst en het best onderhouden. Als er een felle geur hangt, blijf je best weg, want dat wijst op een slechte waterkwaliteit. Maar daar hebben wij ook onze bijdrage in te leveren: douchen voor het zwemmen, geen water inslikken, niet met last van spetterpoep het water in en vooral 'de traditie' van in het bad plassen stopzetten. Durf jij je nog wagen aan een gele zwembadduik?



Stefaan Walgraves reactie op de mediakritiek

10/05/2021
🖋: 
Auteur

Tijdens de pandemie zagen we Marc Van Ranst en zijn gekleurde truiencollectie op de twee grootste journaals vaker dan Alexander De Croo en Sophie Wilmès samengeteld. Onderzoeksinstituut ENA telde 26.136 spreekseconden voor viroloog Marc Van Ranst tegenover 8346 en 5712 voor de federale premiers. Medische experten domineerden het nieuws tijdens corona, waar ze in normale omstandigheden in verhouding maar zelden gevraagd werden. Diezelfde Marc Van Ranst had over de laatste zestien jaar namelijk maar 6.263 spreekseconden. Mediareuzen VRT en VTM waren snel om te reageren dat ze wel degelijk de diversiteit probeerden te waarborgen, maar nog meer dan dat vielen ze over de vergelijking met Rusland en China die professor Stefaan Walgrave en onderzoeker Ine Kuypers in hun conclusie maakten. Enkele weken na de publicatie spraken we met eerstgenoemde over de reactie van de media op de Nieuwsmonitor. 

Het is laat in de voormiddag wanneer de professor bij de Zoomcall aanschuift. Wanneer ik laat vallen dat ik, aangezien het onderzoek al enkele weken online staat, vooral van plan ben om over de reactie van de media op zijn onderzoek te praten, gaat het gesprek al snel over de commotie rond de conclusie van de Nieuwsmonitor. “We hebben 21 pagina’s droge analyse zonder enige interpretatie, zonder enige evaluatie. Er is één paragraaf, de tweede paragraaf van de conclusie, die kritisch is. Alle reactie die we gehad hebben, gaat eigenlijk over die ene paragraaf, terwijl het onderzoek helemaal niet vooringenomen is gestart; we hebben die conclusie pas geschreven toen we gezien hebben wat er uit de data kwam. Bij nader toezien ben ik dan ook niet zo blij met de manier waarop daarop gereageerd is”, steekt de politicoloog van wal. Hij benadrukt dat hij het vooral over de reactie van de bekritiseerde VRT en VTM heeft, de meeste andere nieuwsoutlets boden gewoon een weergave van het rapport aan. 

 

omstreden metafoor 

Toen ik de dag voor het interview de reacties van onder andere De Standaard en de VRT las, viel me ook al op dat er grif werd ingegaan op de evaluatie die professor Walgrave aan het onderzoek verbond. De Standaard eindigde de inleiding in het artikel over de Nieuwsmonitor met de omstreden quote: “Voor even leek het Vlaamse nieuws op dat van Rusland of China.” Bij de VRT werd de uitspraak in de kop aangepast naar “Journaals coronajaar leken op nieuws in Rusland of China”. Walgrave haakt in wanneer ik aanhaal dat de uitlatingen in de nieuwsartikelen de aandacht van het onderzoek afleidden: “Misschien hadden we die uitspraak niet moeten doen, maar daar alles op toespitsen is het kind met het badwater weggooien. Dat zinnetje bevat ‘even’ en ‘leek’, twee kwalificaties die het afzwakken. Bovendien gaat het duidelijk om een metafoor. Als het je het hele onderzoek bekijkt, is het natuurlijk niet letterlijk.”  

 

Misschien hadden we die uitspraak niet moeten doen, maar daar alles op toespitsen is het kind met het badwater weggooien.

 

Walgrave geeft aan zijn les te hebben getrokken uit de commotie rond de uitspraak: “Ik vraag me af in welke mate wij die normatieve conclusie hadden moeten schrijven. De teneur van het rapport is helemaal niet fors. Door een iets te forse conclusie te trekken riskeer je dat het rapport niet het doel bereikt dat je wil bereiken. Maar we waren na de analyses zo geschrokken van onze resultaten dat we bijna onvermijdelijk daarbij uitkwamen.”  

 

maar er waren toch Pano-reportages? 

Toch was het niet zo dat de media met hun kritiek bleven steken bij die ene vergelijking. Een veelgehoord argument uit de mediahoek was dat Walgrave en Kuypers in hun onderzoek vooral spreektijd hadden geteld, waardoor ze bijvoorbeeld niets konden zeggen over de kritische toon van interviews. Andere journalisten wezen weer naar het scala aan Pano-documentaires en andere programma’s die wel een kritisch geluid tegenover de aanpak van de pandemie lieten horen. Walgrave volgt de kritiek, maar wijst erop dat dit vooral een journalistieke kijk op de zaak is: “Wij kijken naar de twee journalistieke programma’s met de meeste kijkers, met de grootste invloed: het minimum aan nieuws dat mensen consumeren. Uiteraard heb je Terzake, De zevende dag en nog een aantal andere programma’s waar je kan nuanceren, waar je andere stemmen aan bod kan laten komen. Maar de gemiddelde kijker kijkt vooral naar het journaal.” 

Als journalisten toch vaak verwijzen naar de kritische toon tijdens de interviews, moet het ENA in het vervolg dan ook maar op inhoud gaan coderen? Dat neutraliseert het argument niet, maar is ook gewoonweg niet haalbaar, zegt Walgrave: “Stel je voor dat we ook de inhoud van de vragen van de journalisten gecodeerd hadden gedurende een jaar, wat ons honderden uren jobstudenten en heel veel geld zou hebben gekost. Je zou daarna nog evengoed kunnen zeggen: 'Dat is alleen het journaal, je moet ook Terzake doen, daarin zit de nuance.' Zo kunnen we natuurlijk bezig blijven en heb je nooit genoeg data om uitspraken te doen.” Daarbovenop blijft het zo dat dit onderzoek al voldoende data geeft om uitspraken te doen over de manier waarop de media over corona hebben bericht. Walgrave: “Je kan al heel veel weten door gewoon te zien wie er spreekt. Wanneer een viroloog spreekt, zal dat automatisch in zeer grote mate vanuit een medische invalshoek zijn, want dat is zijn expertise, daar krijgt hij vragen over.”  

 

medische eenzijdigheid

Dat de berichtgeving vanuit het perspectief van die gemiddelde kijker toch relatief eenzijdig overkwam, juist omdat het nieuws zo sterk medisch gekleurd was, gaven de media gelukkig wel toe. Walgrave: “Ik denk dat we daarover gelijk hebben in onze kritiek, namelijk dat er vooral vanuit een medische invalshoek naar corona is gekeken. Dat terwijl corona uiteraard een enorm socio-economisch, psychologisch, pedagogisch probleem is.” De grafiek uit het onderzoek, die in de media breed uitgemeten werd, onderschrijft dat statement duidelijk. Zelfs de medische expert die op de derde plaats stond qua spreektijd, Pierre Van Damme, heeft met 9.379 seconden nog altijd meer spreekseconden gehad dan de meest gevraagde politicus. 

 

Je kan al heel veel weten door gewoon te zien wie er spreekt.

 

Dat gezegd hebbende is het zeker niet zo dat Walgrave journalisten per se verwijt de diversiteit van het nieuws niet te waarborgen: “Het was een uitzonderlijk jaar. De oppositie was weinig bereid om de nek uit te steken en verantwoordelijk te nemen: laat de regering de wind maar vangen.” Dat veel andere nieuwsthema’s veel minder aan bod kwamen, spreekt voor zich: “Uiteraard kreeg mobiliteit minder aandacht, want er waren geen files meer. Uiteraard kreeg migratie minder aandacht, want de grenzen waren gesloten. Dat sommige van die thema’s wegdeemsterden, lag aan de realiteit en aan de bereidheid van de bronnen om ze aan te kaarten.” Daarnaast is door corona de input van nieuwsitems opgedroogd: “Dan is het ook veel moeilijker voor een journalist om divers nieuws te brengen. Je moet meer actief op zoek gaan naar alternatieve verhalen, terwijl die normaal gewoon tot jou komen.” 

Voor Walgrave zijn die bedenkingen over de journalistieke kant van het verhaal, over het proces dat tot het nieuws leidt, achteraf zaken die misschien meer genoemd moesten worden in de evaluatie. Hij pauzeert even: “Als ik nu opnieuw zou beginnen denk ik dat we meer begrip zouden tonen voor waarom het nieuws was zoals het was.” Hoewel de reacties van de media op onze conclusie soms wat stekelig waren, maakt hij zich sterk dat de Nieuwsmonitor toch effect zal hebben: “Ik denk dat daar op redacties rekening mee gehouden zal worden.” Meer diversiteit, minder medische experten dus. Wanneer de spreektijd van die laatste groep weer daalt naar de cijfers van voor corona, blijft nog koffiedik kijken. 



doorbraken

10/05/2021
🖋: 

De twintigjarige Thalia* studeert Wijsbegeerte aan UAntwerpen. Houd uw medelijden voor uzelf. Als filosofiestudente kan zij tenminste op een geschakeerde wijze uiteenzetten waarom corona kut is. 

“Mensen denken misschien dat ik de clichéstudent ben die Wijsbegeerte is beginnen studeren om de wereld beter te begrijpen”, haalt Thalia meteen aan. “Dat klopt niet. Ik ben met Wijsbegeerte begonnen om semidiepzinnige quotes op Instagram te zetten en te doen alsof ze van mezelf zijn.” 

“Dat gezegd zijnde is het wel zo dat ik me vereerd voel in deze tijden Wijsbegeerte te studeren. Je leert actuele maatschappelijke problematieken in een breder perspectief plaatsen aan de hand van de lange wijsgerige traditie. Neem nu Plato. Plato was een belangrijke filosoof volgens mijn syllabi. Hoe zou hij met corona zijn omgegaan? En wat kunnen we van hem leren? Door te lezen, kritisch te denken en logisch te argumenteren kom je er na een tijdje achter dat Plato corona vreselijk kut had gevonden.”  

“Maar hoe wijs Plato ook was, hij kon zich vergist hebben. De maatschappij verandert, inzichten evolueren. Zo zie je dat een filosoof als Descartes al enigszins anders naar corona had gekeken. Waarschijnlijk – zeker zijn we nooit – had Descartes corona vraiment kut gevonden.” 

“Het typeert filosofen”, weet Thalia. “Filosofen kijken voorbij de waan van de dag en weigeren genoegen te nemen met eenvoudige of ongenuanceerde antwoorden. Er wordt vaak lacherig gedaan over de zin van een opleiding Wijsbegeerte. Maar ik doorzie dingen die voor Jan Modaal onbevattelijk zijn. Door mijn studie kijk ik anders naar corona. Dat geeft me toch een streepje voor op de rest van de samenleving.” 

Tot slot vragen we de filosofiestudente naar haar eigen synthese over de impact van corona op mens en maatschappij. Thalia kijkt peinzend, laat een stilte vallen, vraagt een kwartiertje bedenktijd en kiest dan, zoals het filosofen kenmerkt, weloverwogen haar woorden uit: “Echt kut.” 

 

*Om potentiële werkgevers niet af te schrikken, wenst Thalia anoniem te getuigen. Naam en adres zijn bij de redactie bekend. 



tweedecarrièrestudent

10/05/2021
🖋: 

Tijd om de omerta te doorbreken. Iedereen weet wat er speelt, iedereen weet dat er slachtoffers vallen en dat er slachtoffers zullen blijven vallen zolang het stilzwijgen wordt bewaard. Hier staat wat iedereen al langer weet, maar wat niemand luidop durft te opperen: de samenvattingenmaffia houdt de universiteit stevig in haar greep. 

De angst om te spreken is groot. De tentakels van de samenvattingenmaffia in het hoger onderwijs reiken dieper dan die van Sihame El Kaouakibi in kleverige subsidiepotten. Een universiteit in een stad als Antwerpen ontspringt logischerwijs de dans niet. Na een lange discrete zoektocht wil een moedige student getuigen, zij het geheel anoniem.  

“Samenvattingen zijn oplichterij”, benadrukt de anonieme student onmiddellijk bij het begin van ons avondlijke gesprek in een loods op een afgelegen industrieterrein langs het Albertkanaal. “Het begon bij mij allemaal in mijn eerste Bachelor. Het was kerstvakantie, ik was moe en moedeloos van al het blokken en juist op dat moment zag ik online een aanbod passeren met de belofte 'Door alleen vlugvlug deze samenvatting te lezen, heb ik vorig jaar 14/20 behaald'. Dan moet je al verdomd sterk in je schoenen staan om aan de verleiding te kunnen weerstaan.” 

De samenvattingenmaffia slaat in al haar wreedheid toe op momenten dat studenten het kwetsbaarst zijn. De anonieme student vult aan: “Alleen de succesverhalen hoor je. Wie iets anders durft te beweren, wordt monddood gemaakt. Schaamte is ook een reden waarom alleen maar de positieve verhalen bovendrijven. Ik had een 6 voor dat examen. Een 6. Met de naar verluidt ideale samenvatting. Daar pak je niet mee uit natuurlijk.” 

Toch bleef de anonieme student nog lange tijd samenvattingen gebruiken. “In mijn ogen ontbrak elk alternatief. Zo gehersenspoeld was ik. Nu weet ik dat samenvattingen gemakzuchtige simplificaties van de werkelijkheid zijn, terwijl we als studenten net de complexiteit van de dingen leren omarmen. Het is niet omdat we soms een ledemaat of vitaal orgaan moeten achterlaten bij Universitas in ruil voor een handboek dat we voor meer of minder dan een tiende gebruiken, dat fortuin vergaren door andermans werk te debiliseren of te misvormen zonder diens medeweten plots geoorloofd is.” 

“Iedereen kent wel iemand die samenvattingen verhandelt of gebruikt”, zucht de anonieme student. “Samenvattingen zitten ingebakken in onze cultuur en daarom is het comfortabeler om te doen alsof het gebruik ervan volstrekt normaal is. Met alle gevolgen van dien weliswaar. Door te zwijgen houden we een pervers systeem in stand.” 

Intussen gaat alles goed met de anonieme student. “Ik haal nu zonder samenvattingen 16'en en 18'en bij de vleet. Ik hoop dat mijn verhaal vele anderen kan inspireren: je slaagt niet dankzij je op het internet gekochte samenvatting, maar ondanks.” 

Het relaas van deze anonieme doch bijzonder moedige student voor u samengevat: geloof nooit samenvattingen. 



Humans of UAntwerpen

10/05/2021
🖋: 

Kunstenaar of topsporter, bejaarde of ondernemer, geen enkele soort ontspringt de dans. Je wordt op een dag wakker met de intense drang om je aan Universiteit Antwerpen in te schrijven. Het gevolg: zo veel vreemde vogels dat het uitzonderlijk wordt om normaal te zijn. Elke maand zetten wij een bijzondere student in de kijker.

Het is merkwaardig hoe bescheiden Mathijs Vanacker is als je bekijkt wat hij allemaal tegelijkertijd doet. Mathijs is topondernemer bij Dripl en combineert dat met het schrijven van zijn masterthesis voor de opleiding Productontwikkeling.  

 

respect the Dripl 

Wat is Dripl? Dripl verkoopt automaten waar je je drinkbus kan vullen met lokaal geproduceerde bio-limonade. Volledig verpakkingsvrij, om zo single use plasticflesjes en blikjes te elimineren. Duurzaam betekent bij Dripl niet duurder. De prijs is gelijkgetrokken met de prijs die je voor een standaard frisdrank zou neertellen. Mathijs: “Het zou een no-brainer moeten zijn voor de eindgebruiker om te kiezen voor de goede variant waaraan geen kilometers plakken.”  

Lucas Moreau en Colin Deblonde, teamgenoten van Mathijs, kwamen op het idee voor Dripl toen ze voorbij frisdrankautomaten in Antwerpen Centraal liepen: "Iedereen heeft een hervulbare drinkfles voor water, maar waarom kan je die niet vullen met smaak?" Om het team te versterken werden Lukas Marivoet en Mathijs ingeschakeld. In hun garage timmerden ze het eerste prototype van de Dripl Refill Point in elkaar. Zo spaarden ze al vijftienduizend verpakkingen uit dankzij vijf zulke refill points. Eind mei komen daar nog tien bij. Van de grote spelers zijn ze niet bang. “Ik weet het, we vechten zoals David tegen de Goliaths van de drankenindustrie, maar er is zó veel mis met het huidige systeem dat we overtuigd zijn dat het anders kan.” Hun eigenheid behouden is cruciaal: jong, fris en een beetje scheenschopperij. 

Momenteel bestaat het kernteam van Dripl uit vier, elk met hun uiteenlopende expertise: "Colin doet de financiën. Lucas is de hardware-ingenieur en Lukas is de software-ingenieur. Ik houd me bezig met marketing en design, dat houdt in dat ik het merk Dripl moet uitbouwen en op de kaart zetten." Mathijs is de enige die op dit moment nog full-time studeert. “Ik ben voor de harde pijn gegaan en heb dit jaar de volle 60 studiepunten opgenomen. Ik verdeel mijn tijd gelijk: de helft Dripl en de andere helft school. Daardoor heb ik iets minder tijd om in Dripl te steken dan de drie anderen om dan vanaf volgend jaar voor de volle 100% te kunnen doorknallen.” 

 

zoektocht naar een evenwicht 

Maar zowel een thesis als een snelgroeiend bedrijf vraagt veel aandacht, valt die balans soms niet scheef? Dat blijkt een van Mathijs zijn grootste dilemma's: "Enerzijds wil je zo snel mogelijk afstuderen, anderzijds wil je de sneltrein die je onderneming is, niet missen.” Alhoewel Dripl af en toe meer richting de twee derde van zijn tijd gaat, vraagt zijn thesis eigenlijk al zijn aandacht. Die constante zoektocht naar een evenwicht tussen de twee blijft. “Het gaat er in het echte leven wel compleet anders aan toe. Er komt veel meer bij kijken dan je denkt. De ervaring en expertise die ik nu opdoe op een jaar, is niet te vergelijken met wat ik in vier jaar op school heb geleerd.” 

Dat Mathijs ondernemer zou worden was niet evident omdat hij niet uit een ondernemersfamilie komt. Zijn ouders hebben misschien geen ervaring, maar ze vormen een grote steun. Als hij iets nodig heeft kan hij bij hen terecht. “Dat wil niet zeggen dat ik een portefeuille toegestoken krijg, we moeten er zelf voor werken.” Maar het begrip en enthousiasme dat ze voor hem opbrengen, is veel waard. Aan het einde van een drukke week kan hij thuiskomen en uitpuffen zonder een heel verslag te moeten uitbrengen, wat hij enorm apprecieert.   

Af en toe rusten is dan ook broodnodig. Zelfs in het weekend zit zijn agenda overvol. Enkel op zondag rust hij soms uit in de zetel naast zijn vader, kijkend naar de koers. Als er genoeg energie overblijft op het einde van de week, durft de ondernemer zelf ook eens op zijn fiets kruipen om er dan in de avond weer in te vliegen met een meeting voor de komende week. “Maar het is het allemaal waard, ik investeer mijn tijd in de toekomst.” 

Die toekomst komt snel dichterbij: Mathijs studeert dit jaar eindelijk af. Dan wil hij zich fulltime focussen op Dripl. "Dat zou zeker moeten lukken, we gaan echt voor de lange termijn. Onze volgende stappen zijn om te schalen en honderden machines in België, Nederland en Frankrijk uit te rollen." Het netwerk dat ze daarvoor nodig hebben konden ze onder andere door wedstrijden cultiveren. Zo wonnen ze Durf Ondernemen, een startertraject van UGent. Corona was voor die plannen natuurlijk een vloek; bedrijven hadden hun onderhandelingen over een Dripl even on hold gezet. Mathijs: "De focus voor werkvloeren lag tijdens corona niet bij het aankopen van nieuwe producten, eerder bij het in leven houden van hun bedrijf." Toch bleek die pandemie ook een zegen: "We kregen de tijd om op adem te komen, om terug te kijken op de vorige stappen en om even op de rem te duwen." 

Heeft hij nog advies voor studenten die ook in de ondernemersboot willen stappen? “Wat veel mensen niet weten is dat je, als ondernemende student, ontzettend veel voordelen hebt in tegenstelling tot bijvoorbeeld een dertiger die een onderneming wil starten. Die moet z’n job ervoor laten vallen en meteen een inkomen genereren, wat als student minder hoofdzakelijk is.” Dat is Mathijs’ ultieme tip: begin er zo vroeg mogelijk aan als je met een idee zit. Als student ben je minder afhankelijk en gaan er heel veel deuren open. Je krijgt meer steun en je netwerk uitbouwen gaat veel vlotter. “Het is gewoon die stap zetten. Eens je dat gedaan hebt, moet je er gewoon de volle 100% voor gaan.”  



kunst op de campus

09/05/2021
🖋: 

De bedrijvigheid heerst wanneer ik het grote atelier betreed waarin de In Situ-studenten werken. Overal in de ruimte liggen materialen verspreid, kunstinstallaties in diverse staten van voltooiing, en ik moet moeite doen om nergens op te trappen. Kan ik mijn excuses nog aanbieden aan elke kunststudent op wiens materialen ik misschien heb getrapt? Ik kon enkele studenten van In Situ, een afstudeerrichting van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen, heel eventjes storen, voor ze verder werkten aan hun kunstprojecten. 

‘Kunst in situ’ duidt op kunst die gemaakt wordt op een bepaalde plaats en die zich baseert op de specifieke kenmerken van die plaats, in die mate dat het kunstwerk in kwestie verbonden is met de plaats. Plaats en kunstwerk kan je dus niet los van elkaar zien. Campus Drie Eiken wordt zo een canvas voor de studenten van De Academie. Niet in de zin van dat het een blanco blad is; juist alle betekenissen, alle associaties die de universiteitscampus, zijn studenten, zijn omgeving roepen de kunst als het ware op in de kunstenaars van De Academie. De opdracht legt hen op een tijdelijk, low budget werk te maken. Daarbuiten staat het hun geheel vrij om zich te laten inspireren door al wat Campus Drie Eiken te bieden heeft. 

  

universitair thuis 

Een thema dat in bijna al mijn gesprekken met de kunststudenten naar voren komt, is verbondenheid. Verbondenheid met de omgeving, verbondenheid met andere mensen. Eenzaamheid heeft, na een tumultueuze tijd vol virusstrubbelingen en isolerende maatregelen, haar tol geëist en veel van de kunstwerken lijken te roepen om knusheid, om verbondenheid, om een uitgereikte hand naar de ander. Een voorbeeld daarvan is het werk van Yi Zhang. Door middel van zes roeiriemen wil ze van de brug nabij gebouw U een bootje te maken. De roeiriemen nodigen uit tot samenspel, tot een herinnering maken met vrienden of vreemden, wie ook in de buurt zij. Met corona in het achterhoofd zorgde Yi ervoor dat de roeiriemen ver genoeg uit elkaar staan om afstand te garanderen, waardoor veiligheid geen obstakel hoeft te zijn voor plezier. De intimiteit van sociale relaties vindt ze belangrijk, geeft ze grif toe. Het is iets wat ze behoorlijk mist tijdens de pandemie. Je thuis voelen is je gekend voelen. Geven om een ander bouw je op door herinneringen aan elkaar te maken, te bewaren. Yi’s kunstwerk wil daar graag bij helpen. 

Ook Miguel Garchitorena grijpt naar een thuisgevoel. Nabij de fietsenstallingen van de bibliotheek vond de masterstudent een trap met blauwe relingen. “Ik kreeg het idee door een ervaring met transitional spaces”, vertelt hij. “Dat is een ruimte waar twee verschillende ‘werelden’, om het zo te zeggen, met elkaar in contact komen.” De reling op Campus Drie Eiken wil hij vervangen om dat dubbele gevoel te benadrukken. Door er een houten reling te plaatsen, roept hij een interieur op, en in die zin een thuisgevoel. Over het algemeen lopen studenten de trap gewoon op en af; door de reling te veranderen in iets wat er op het eerste gezicht eigenlijk helemaal niet ‘past’, wordt hun blik ook naar de omgeving getrokken. De campus is omgeven door natuur. Door dat natuurlijke aspect te benadrukken en door het huiselijke een plaats te geven, hoopt Miguel dat passanten op een andere manier naar de ruimte kijken. Eerst was het toch wat lelijk, lacht hij, terwijl de campus zo mooi is in zijn details. 

  

water in beweging 

Nabij de komida bouwde Paul Müller twee houten installaties op het meer. Die installaties heten An attempt to make waves en trachten, zoals de speelse naam al weggeeft, het water in golfbewegingen te duwen. De handgemaakte installaties worden aangestuurd door de wind en staan tegenover elkaar op het meer, waardoor hun golven elkaar tegenkomen. Een ontmoeting op het water, als het ware. Mijn hersenen kunnen de complexe constructie van Pauls ersatzwindmolen niet helemaal verwerken, maar bij elke vraag blijft Paul nuchter. Er liggen geen metaforen verborgen in de houten vormen, maar juist oplossingen voor eerdere problemen. “Ik kan het niet aanraden,” lacht hij, “altijd die technische problemen!” Dat betekent niet dat de hele constructie puur op praktisch nut gebaseerd is. Net zoals de golven verstild water opbreken, breekt Paul met de lineaire waterbewegingen die zo vaak in kunst te vinden zijn. De straal van Manneken Pis zegt weinig, geeft hij aan, terwijl golven meer dynamiek brengen. En dat past veel beter bij een campus waar de wetenschappen telkens weer een poging doen om verder te geraken dan hun voorgangers. 

De wetenschappelijke kant van de universiteit inspireerde Elle Verstraeten net zo goed. Toen ze de campus voor het eerst bezocht, was het terrein overladen met sneeuw. Dat beeld bleef bij haar hangen. “Op mijn middelbare school vond ik chemie erg interessant”, vertelt ze. “De kennis van toen wilde ik gebruiken om het beeld van de ijskristallen vast te houden, ook tot in de zomer.” Haar aanvankelijke plan was om NaB4O7H2OUA naast Giraf Dana in het S-gebouw te plaatsen, dit om het beeld van een wetenschappelijke expositie te behouden. Omwille van praktische redenen prijkt het kristal nu in het O-gebouw, waar het alle ruimte heeft om te schitteren. Om het kristal te maken haalde ze water uit het meer, om zo een natuurlijke link met de campus te behouden. Uit dat water liet ze kristallen groeien op een wollen membraan. Het geheel is sterk en kan wel tegen een stootje, maar oogt tegelijkertijd fragiel. Misschien dat de kracht juist zit in de kwetsbaarheid van de individuele kristallen. 

  

reflectie in gesprek  

Marcelo Venzon is een pre-masterstudent die eerder afgestudeerd is als architect. Die voorkennis wilde hij graag implementeren in zijn kunstproject, maar naar eigen zeggen bleek de te doorgronden grond te omvangrijk om enige connectie te voelen met de gebouwen. Tot hij het O-gebouw ontdekte, met zijn gele gezichten om de universiteit te weerspiegelen en zijn gepolijste zuilengalerij. “De zuilen herbergen een spiegeleffect”, vertelt hij enthousiast, terwijl hij me foto’s op zijn gsm laat zien van hoe het er allemaal uitziet. Zijn project concentreert zich op die reflectie en in die zin ook de zoektocht naar de connectie met de omgeving. Langs de hele galerij behangt hij de verschillende zuilen met een foto van de omgeving, waardoor de architectuur van het O-gebouw zichzelf kan integreren in de natuur rond zich heen. De foto zelf is op een prachtige dag gemaakt, bijna idyllisch. Bij slecht weer geeft dat een groot contrast, waardoor de verbinding met de omgeving bijna alweer doorbroken wordt. Maar een poging tot verbondenheid is ook een vorm van verbondenheid, toch? Marcelo wijst naar zijn eigen hand op de foto, iets wat me nog niet eens was opgevallen tot hij op het plekje wijst. “Zo is er ook nog een beetje menselijkheid in al die natuur.” 

Het O-gebouw is sprekend, beaamt Feng Li, maar het fort ernaast sprak hem al helemaal aan. Het zijn allebei beeldende locaties en met zijn kunstwerk wil hij de twee samenbrengen. Hij bouwt een eigen katapult dat de campus en het fort tot een geheel zal vormen. Een reliek van de geschiedenis, maar dan met een twist: de katapult komt voor in diverse regio’s, periodes en culturen en daarom zal zijn katapult een fusie zijn van vroeger tot nu, van Europa tot Azië. In het grasveld tegenover zijn katapult staat een witte sculptuur. Fengs plaatsing houdt daar bewust rekening mee: hij wil een dialoog ontketenen tussen de sculptuur en de katapult, of een oorlog, of allebei. Het wordt een Negotiation, zoals het schilderij passend heet. Net zoals de katapult zelf zich manoeuvreert tussen de verwachtingen van een bepaalde categorie, is de spanning hier voelbaar. Wat wordt het, uiteindelijk, wat brengt de toekomst? Al wat minder gemakkelijk in een hokje te plaatsen is, brengt enige spanning met zich mee, maar ook in die spanning is berusting te vinden. Al stelt Feng me meteen wel gerust voor ik meegetrokken word in die palaverende waterval: de minimalistische katapult is niet functioneel, dus veel zal er niet uitgevochten worden. Maar dat is aan de verwachtingen ontkomen op zich. 

Campus Drie Eiken is voor mijn Stadscampushart nog altijd een ongrijpbaar doolhof, maar de twaalf kunstinstallaties brengen me dichter bij het terrein. Ze dwingen, nee, verzoeken me om stil te staan, na te denken, de wereld om me heen net een tel langer in vraag te stellen. Het zal een gemis zijn wanneer de tijdelijke kunstwerken verdwijnen. Maar dan kijk ik uit naar de volgende editie. 

  

De kunstwerken van de In Situ-expositie zijn nog te bezichtigen van 6 mei tot en met 17 oktober 2021 op Campus Drie Eiken. 

 



doorbraken

25/04/2021
🖋: 

Is er leven mogelijk in breakout rooms? Eeuwenlang fascineert de vraag al. De wetenschap heeft tot op heden nooit bewezen dat levensvormen in dergelijke zeer moeilijke omstandigheden kunnen bestaan. Volgens topwetenschappers staan we nu op het punt van een revolutionaire doorbraak. 

Breakout rooms zijn algemeen aangenomen het meest raadselachtige verschijnsel van het universum. Niemand die weet hoe ze zijn ontstaan, waartoe ze dienen en wat er zich afspeelt. “We hebben een belangrijke stap gezet om het mysterie te ontrafelen”, vertelt Koen Van Keulen van het EBorA (European Breakout room Agency, n.v.d.r.). “Een team topwetenschappers heeft in een breakout room sonore trillingen waargenomen die afkomstig lijken te zijn van een wezen dat al enkele duizenden jaren in een vegetatieve toestand verkeert. De waargenomen trillingen situeerden zich aan de rand van een breakout room, wat er mogelijk op wijst dat het wezen op de vlucht sloeg, maar tragisch genoeg het bewustzijn verloor alvorens het de uitgang vond.” 

“Die zachte ruis is wel het enige teken van leven”, geeft Van Keulen schoorvoetend toe. “Beelden van het eventuele leven in de breakout rooms ontbreken. Al onze camera’s deden het niet.” 

“Dat er in breakout rooms überhaupt leven mogelijk is, heeft als onverbiddelijke consequentie dat we niet alleen zijn in het universum.” In contact treden met die wezens sluit Van Keulen uit. “Naar breakout rooms afreizen is onhaalbaar, een permanente aanwezigheid van de mens uitgesloten. Door de samenstelling van de atmosfeer is praten er onmogelijk, wat meteen de vraag oproept op welke manier de veronderstelde wezens er dan wel communiceren.” 

De bewoners van Mars reageren geschokt op deze bevindingen: “We zijn hier niet klaar voor.”