moeiteloos van feuten naar schachten en andersom

opinie

28/10/2016
🖋: 

Het begin van het academiejaar zorgt traditioneel niet alleen voor de nodige TD’s en cantussen, maar ook voor het opvissen van die welbekende, oneindige discussie: de doop. Dit jaar ging het nét iets anders. De aanleiding van het terugkeren van de discussie, was een aantal incidenten bij de doop in Nederland (die daar ‘ontgroening’ heet). Die Nederlandse problematiek werd zonder erover na te denken overgenomen in België. En dat is onterecht.

Als Nederlander keek ik met open mond naar de stroom van artikels die studenten dit jaar massaal deelden en van commentaar voorzagen. Op de sociale media sprong de ene na de andere vertegenwoordiger op, om de traditie van de doop te verdedigen – of juist niet. Logisch, want wat veel mensen als uitdagende teambuilding zien, vinden anderen een onnodig vuile traditie. Maar zeker in Antwerpen is de regelgeving streng en probeert men een gezonde middenweg te bewandelen.

 

Natuurlijk zijn er in België ook een aantal ongelukken gebeurd en doen een nog groter aantal urban legends de ronde. Toch is de studententraditie van onze twee landen niet te vergelijken. Mijn vrienden in Nederland kijken me jaloers aan wanneer ik zeg dat de doop van mijn studentenclub ‘maar één dag’ duurde. Dat we binnen Antwerpen bleven, en dat je lid kan zijn zonder aan die dag deel te nemen. Mijn vrienden in België luisteren dan weer vol ongeloof naar de verhalen over Nederland. Want hoewel veel aspecten van het studentenleven op elkaar lijken, en sommige dopen in Nederland net zo ‘mild’ zijn als veel dopen hier, is een rechte lijn tussen de twee trekken onmogelijk.

 

Om te beginnen is de structuur van studentenclubs in Nederland anders. Het woord ‘studentenclub’ bestaat niet. Je zit er bij een studievereniging, een studentenvereniging, een dispuut of een jaarclub. De eerste is een club verbonden aan – je raadt het al – een specifieke studie. Studieverenigingen organiseren geen doop. De tweede is dan een club die los staat van de studie. Zo’n studentenvereniging kan een specifiek thema hebben, zoals een roeivereniging, maar dat hoeft niet. En de laatste twee bestaan niet in België. Een dispuut is een vriendengroep die boven een studentenvereniging staat (of er los van staat), waaraan soms wel en soms niet een doop verbonden is. Zo'n dispuut is strenger dan een studentenvereniging als het gaat om aanwezigheid. Vaak moet je wel twee keer in de week – druk met de studie of niet – met je dispuut samenkomen. Een jaarclub is hetzelfde als een dispuut, maar dan met studenten uit hetzelfde studiejaar. Het komt er op neer dat er een veel grotere hiërarchie aan de Nederlandse traditie verbonden is. Deze is ook duidelijk te herkennen aan de complete outfits (jasje en dasje voor de heren, rok en sjaaltje voor de dames) die het praesidium bij activiteiten draagt. Nog net een stapje boven het welbekende lint. De studententraditie is zo specifiek, dat eerder dit jaar nog sprake was van opname in de lijst van immaterieel erfgoed. Heel anders dus.

 

De Nederlandse studentencultuur heeft daarnaast een aantal activiteiten die op veel serieuzer/extremer vlak worden uitgevoerd dan in België. ‘Brassen’ is daar een voorbeeld van. Dat komt vooral voor in de meer traditionele verenigingen en is in principe hetzelfde als het Belgische ‘vaandeljatten’. Hierbij worden dingen die aan de vereniging toebehoren (vlaggen, gastenboeken, noem maar op …) gestolen en achteraf stellen de ‘dieven’ voorwaarden voor het terugbrengen hiervan. Toch is er één verschil: om de eigendommen van jouw vereniging te verdedigen, mag gevochten worden. Je mag alleen aan elkaars kleren trekken, dat wel, maar echt zacht gaat het er niet aan toe. Zo liet een van mijn andere Nederlandse vriendinnen mij een tijd geleden met grijns van oor tot oor haar blauwe plekken én bloedlip zien. Alles voor de eer.

 

Uiteindelijk is kritiek op de doop in België niet per se ongegrond, maar deze moet dan op zichzelf staan. De tradities in België en Nederland zijn te verschillend, en de regelgeving eromheen ook. Beide landen kijken met eigen ogen naar de problematiek en zo hoort het. Als je kritiek hebt op het Belgische studentenleven, haal dan ook voorbeelden uit België aan. Argumentatie heet dat.