lof der zotheid

opinie

19/06/2020
🖋: 

Overal om ons heen wordt er met dure woorden gezwierd alsof het confetti is. Opiniestukken zijn naar het schijnt niet compleet zonder een verklarende woordenlijst te moeten opstellen; liefst van al doorspekken we ons Nederlands met wat potjeslatijn, hier en daar een Franse mot en een (on)gezonde dosis Engelse buzzwords. Eentaligen zijn tenslotte ongecultiveerde wezens die geen gesprekken willen meevolgen. De neiging om alles zo ingewikkeld, alleszins complex klinkend, te willen maken is een ware plaag op deze aardbol. Maar waarom doen we onszelf dat aan? Niemand weet alles. Doen alsof is jezelf oneer aandoen.

Tegenwoordig is het de bon ton om intelligent te zijn. Om iedereen mee te krijgen hebben we zelfs verschillende soorten intelligentie bedacht. Ja, ja, je kan zoetjesaan niet meer goed zijn in iets zonder het etiket ‘intelligent’ op je voorhoofd geplakt te krijgen. Succesvol aanvoelen wat je beste vriend nodig heeft, wat je zoal zeggen kan, valt onder de emotionele intelligentie. Je weg kunnen vinden zonder beroep te moeten doen op Google Maps is dan weer ruimtelijke intelligentie. Kan je net iets meer dan Wonderwall op je gitaar? O, kijk eens aan, we hebben het toonbeeld van muzikale intelligentie gevonden! Of nog beter, ben je niet het type om over je eigen voeten te vallen? Dan ben je lichamelijk-kinesthetisch intelligent. Je kan jezelf godbetert niet meer ‘dom’ noemen zonder te horen dat je wel erg intrapersoonlijk intelligent bent.

De benamingen op zich zijn het probleem niet. Het probleem zit wél in de contemporaine behoefte om allemaal de scherpste persoon in de kamer te zijn. Moet dat echt? Wees eens eerlijk. Moeten we aula’s overspoelen met onze schrandere hersenspinsels, in de volle overtuiging dat de professor nooit eerder zulk intellect heeft mogen waarnemen? Moeten we in elke krant onze mening kwijt, gezien het eenvoudige feit dat de wereld niet zonder onze visie kan? Of zijn we op zoek naar de bevestiging dat we niet slechts de zoveelste zijn in de zee van veelbelovende jeugd?

‘Intelligent’ lijkt gedefinieerd te worden als iets statisch, iets wat je nu eenmaal bent of niet. Daarnaast is het een bron van schaamte om het vooral niet te zijn: de clou missen is een grotere grap dan de initiële spitsvondigheid. Het lijkt bijna alsof men een mea culpa dient te slaan zodra de grove fout begaan wordt om een seconde lang niet mee te zijn. Waar bevindt de eigenwaarde zich indien niet in een hoge plaats op de intelligentieranglijst? O, gelukzalig zijn zij die alles weten! God zegene hen die al Zijn vragen kunnen beantwoorden! Zeker in deze alom gevreesde examenperiode duikt het op. Niet onlogisch: als je op de dag des oordeels allemaal niet weet, houdt de universiteit je in haar greep tot augustus – maar toch!

Gelukzalig zijn zij die het juist niet weten! Zij kunnen er immers nog achterkomen. Welke idioot memoriseert feitjes, Bijbelverzen en onuitstaanbare wist-je-datjes als je alles meteen opzoeken kan? Helaas: omdat kennis zo goed als vrij is, heeft het idee zich gerijpt dat er geen excuus meer bestaat om dom te zijn. Maar kijk, dom bestaat niet, dom is een verzonnen constructie om een superioriteitscomplex te rechtvaardigen. Zijn dat werkelijk de ketenen waaraan we ons laten vastbinden? Laat het los! Wil je écht mensen in je leven die meesmuilend gniffelen als je eerlijk bent over de reikwijdte van je reeds verworven kennis?

Nu ja, zo zeker weet ik het niet, hoor. Ik ben redelijk getalenteerd in absoluut geen enkele gedachte doorheen mijn hersenen te laten dwalen. Een mentale avondklok. Maar dan op eender welk moment van de dag. Wil je het echt allemaal van mij aannemen? Over een ding ben ik wel uitermate zeker: het valt me verre van zwaar om me geen zorgen te maken over het vraagstuk of anderen me nu al dan niet dom vinden. Indruk proberen te maken op je medemens met je intelligentie slaat uiteindelijk nergens op; andermans perceptie van wie jij bent is een vreselijk onbetrouwbare graadmeter voor de kwaliteit van je wezen, en daarmee ook van je hersencellen. Waarom zouden we het nog proberen? Leve het niet weten. Leve het vragen stellen. Leve het gebrek aan schaamte betreffende de eigen onwetendheid. Met een onbegrijpende blik staren zou het nieuwe schoonheidsideaal moeten zijn. Of weet jij het soms beter?