fonkelend Antwerpen

01/12/2003
🖋: 

Wie zich geroepen acht tot het vinden van diamant, hij dient trots te zijn, en te weten omtrent de vergeefsheid van huiselijke ovens: hij dient een schop over zijn schouder te nemen, en in zijn gordel steke hij een bijl. En daar waar wereld en ziel hun woeste punten hebben, daarhenen moet hij trekken. Ferme jongens, stoere knapen, zijt gij niet van zessen klaar? Hij moet gevaren gering achten en geen moeilijkheid te groot. Niet alleen de onontgonnen grond moet hij opensplijten met zijn bijl, maar ook de teleurstellingen en tegenslagen, die de vindende mens bedreigen, en de eenzaamheid. Hij zal moeten leren honger en dorst en heimwee te verontachtzamen. Ook zal hij zich moeten bekwamen in het doden van levensgevaarlijk ongedierte. Dan misschien, wanneer het zo uitkomt en er aan veel is voldaan, zal hij een matte klont in de modder vinden. (Harry Mulisch, De diamant, 1954)

 

Antwerpen en diamant gaan ver terug. Een zevental eeuwen is iets preciezer. Via Venetië vanuit India; later ook Zuid-Afrikaanse stenen. Ongeveer de helft van wat wereldwijd wordt opgegraven en verkocht, verdwijnt in reistassen en opengesperde anussen Antwerpen tegemoet, om terecht te komen in wat het mekka van de ruwe diamant heet.
Op zich stelt het nauwelijks iets voor. Drie belachelijk kleine straatjes, twee politiekantoortjes aan de uiteinden en vooral veel bakkebaarden. En toch schijnt iedere zichzelf respecterende diamant er op pelgrimstocht te moeten komen. Om te worden geslepen, meneer.

 

Het label “Cut in Antwerp” is goud waard. Tachtig procent van de totale diamantproductie passeert door Antwerpse handen en Antwerpse labo’s. Da’s goed voor drieëntwintig miljard aan ruwe steen. In Euro. Waarom in Antwerpen? Simpel. We zijn de besten. De Beers – ’s werelds grootste delver en verkoper van diamant – laat haar Millennium Stone (203 karaat, een juweeltje) hier slijpen, in een Antwerps labo. Antwerpse diamantslijpers worden opgeleid in drie scholen en pronken bovenaan op ieders lijstje. Nergens zijn zoveel experts op zo’n kleine oppervlakte te vinden.
In Antwerpen zelf mag je met je spade zo diep de grond in steken als je wil, je zal op niet meer dan wat Spaanse Vesten en een vergeten metrotunnel stuiten. Diamanten? In vitrines ja, en van die vloeipapiertjes in de binnenzak van een lange zwarte jas om de brede schouders van een massieve Zuid-Afrikaan. Maar toch vooral in grote, zware kluizen, met wanden van twintig centimeter dik en een forse batterij camera’s en bewakers er rond. Niet dat er dan nooit meer iets gestolen wordt.

 

Op zestien februari nog maakte een bende intussen erg gelukkige inbrekers zo’n vierenhalf miljoen euro buit bij het kraken van enkele brandkasten aan de kasseitjes van de Hoverniersstraat. De NY Times blokletterde ‘heist of the century’. In diezelfde Hoveniersstraat gebeurt trouwens wel meer. In 1981, op een tot dan schitterende dinsdagochtend blies een bestelwagen zichzelf de lucht in, en nam met hem drie passanten en een massa fonkelende steentjes. Een heuse aanslag in onze bloedeigen stad, jaren voor Osama en de zijnen ten tonele kwamen. Over het wie en waarom blijft het nog steeds gissen.
Feit is wel dat sindsdien een speciale aura hangt rond de Antwerpse diamant-wijk, tussen Vestingstraat en Appelmansstraat. Algemeen parkeerverbod, 24u bewaking door flikken met gigantische machinegeweren en wantrouwige blikken naar iedere vreemdeling. De inbraak van vorige week in het superbeveiligde diamantmuseum, draagt daar natuurlijk enkel nog toe bij.

 

De steentjes zelf dan. Wie een vriendin heeft met een dure smaak kent zonder twijfel de Koh-I-Noor, de Blue Hope, Star of Africa en The Great Mogul. Allemaal koosnaampjes voor perfect geslepen, loepzuivere diamanten voor wie het breed kan laten hangen. De grootste weegt zo’n vierhonderddertig karaat. Karaat (Eng: Carat) is de eerste van de vier C’s die als gulden regel worden gehanteerd bij de beoordeling van diamanten. Hoe zwaarder hoe beter, maar dat wist u vermoedelijk al.
Naast het gewicht spelen ook de helderheid (Clarity) en de kleur (Colour) mee. Het verschil is met het blote oog niet altijd merkbaar, maar kristallen en natriumdeeltjes die zich tussen het carbon nestelen geven de diamant gelige schijn en maken hem minder doorzichtig. Minder kleur en minder onzuiverheden maken meisjes gelukkiger, je financiële zorgen nog wat groter.
De laatste C staat voor Cut, en net daarin is Antwerpen zo briljant. De Cut mag je niet verwarren met de vorm van de diamant (emerald, marquise, hart, briljant...). Het eerste laat de diamant vol tot zijn recht komen door een maximale weerkaatsing van het licht te garanderen. Hoe fijner gesneden – volgens de juiste hoeken en afstanden – hoe beter de schittering en hoe jaloerser de vriendinnen. De vorm van een diamant is niet meer dan een folieke, handig om verschillende soorten juwelen te kunnen maken.

 

Eigenlijk kunnen diamanten mij gestolen worden, Miss diamant daarentegen...