Le plat pays, qui est le mien. Er zijn maar weinig Belgen die hun liefde voor het vaderland zo vurig en passioneel declameren als Jacques Brel. Hij was hard en cynisch voor ‘zijn land’ in zijn chansons, maar hij zalfde onmiddellijk. Brel was noch Vlaming, noch Waal, noch Brusselaar. Neen, Brel was vooreerst Belg. Trots op elke verborgen uithoek van zijn land. Ook op Wallonië, het onbekende vraagstuk voor menig Vlaming. Maar er is een nog schrikwekkender monster, schuilend in het donker.
C'était au temps où Bruxelles rêvait. De Kunstberg, een formidabel panorama.
We beseffen het. We nemen hier een uitgebreid loopje met de geografische locaties in België. Waarom niet naar Dinant (doodzonde van de gemiste kans op een rijmschema in de titel), Aarlen (zonde dat we Luxemburg niet eens bezoeken), Durbuy (God forbid) of Waterloo (voor de ABBA-fans onder ons: zeker eens doen!)? Waarom geen verderzetting van de genuanceerde bewieroking van onze Waalse broeders? Naast metallurgische goden, oninneembare vestigingen en weemoedigheid is er – clichématig – zoveel meer te doen in het zuiden van dit land. U kunt gaan skiën in de Ardennen, kajakken op de Lesse, onophoudelijk lachen met Di Rupo's vlinderdas, luie Walen uitschelden omdat ze de trotse Vlaming beroofd hebben van diens spaarplan. De mogelijkheden zijn eindeloos én u voelt zich er waarschijnlijk nog eens veel beter door ook.
Maar Brussel. Brussel. Daar roddelen we liever op een veilige afstand over.
Gevaarlijk. Weids. Ongezellig. Muf. Bureaucratische bijenkorf. Anderlechtse Poort. Spuuglelijk station. De lijst gaat door tot in de oneindigheid, recht evenredig met de krantenartikels, persoonlijke getuigenissen, films, boeken en columns die over onze hoofdstad zijn neergepend. We laten – (on)bewust – Brussel verlaten achter. We willen niet, we kunnen niet. We troosten ons met herinneringen aan hoe De Brouckère er vroeger op roestbruine of sepia ansichtkaarten uitzag. Hoe de Marollen dag- en nachtleven uitspuwde over de straten van een reus in wording. Hoe de monarch vredig door de Koninklijke Tuinen wandelde. Hoe de vrouwen in hun crinoline jurken dansten op de Grote Markt. Vredig en welhaast gezellig, zo zag Brussel eruit.
C'était au temps où Bruxelles chantait. L'Ancienne Belgique, heilige grond voor muziekliefhebbers.
Nu? Duizend bommen en granaten, enkel lawaai en allochtoonisme en dat hautaine Franse taaltje. Bah! Tja, Brussel is nu eenmaal niet Vlaanderen, nu eenmaal niet Wallonië, nu eenmaal niet Duitstalig België. Metropool, dat is het woord waar ik naar zoek. Ook al huisvest deze kosmopoliet geen buitenaards miljoenenaantal zoals New York en Londen, toch schrikt de grote, boze wolf ons nog steeds af. Dat is natuurlijk ook begrijpelijk. Onze hoofdstad kan niet getypeerd worden door de etymologische codering van het woord 'stad'. Neen, Brussel is een beest. Onherkenbaar, beangstigend, uitdeinend. Een schim in het duister die de passant liefst niet opzoekt, uit angst om in de diepte meegesleurd te worden. Een Lynchiaanse nachtmerrie van herrie, geweld en kille onpersoonlijkheid die je aangaapt en elk moment kan opslokken. Die angst voor het onbekende moet je durven omhelzen en beminnen, want eens je de sprong waagt, is de beloning een injectie van pure adrenaline en zelfvertrouwen. Of je nu gaat feesten in Madame Moustache of The Factory, tot in de late uurtjes discussieert over de zin van het leven in de Kafka of doorheen de – geef het toch maar toe – archilelijke maar karaktervolle catacomben van de Brusselse metrolijn wandelt; je vervelen doe je werkelijk nooit.
C'était au temps du cinéma muet. Le Cirio in Brussel, aan de Beurs.
Neem nu Brussel-Centraal, de kurkentrekker van het Belgisch treinspoornetwerk is een onbesuisd zootje ongeregeld vergeleken met het gracieuze Luik-Guillemins van Calatrava. Het stinkt er meestal naar pis, stikt er meestal van de onbedeelden en stuwt nu niet bepaald het architectonisch plaatje de hoogte in. Onpersoonlijk.
Neem nu Brussel-Zuid, een walhalla voor de (stiekeme) hoerenloper en op-feromonen-beluste man en vrouw onder ons. Hier geen gerestaureerde kerk die de hevigste beats doorheen je lichaam laat gieren. Eerder unheimlichkeit en een andere soort energie die door je lichaam gonst.
Of de Europese Wijk of Matongé of Molenbeek of Anderlecht. Ja, Brussel is vermoeiend. "Ik hou van u, ik walg van u", zo schreef Riadh Bahri vorig jaar in De Standaard. Mooi, integer en in het bezit van een indringende waarheid. Chaos overheerst in Brussel, waar niets in controle kan worden gehouden, waar alles werkelijk lééft, ademt, kwijlt en de liefde bedrijft.
Place de Broukère on voyait des vitrines. Hotel Métropole, een negentiende-eeuwse parel aan een van de bekendste pleinen in België.
Ik hou persoonlijk van de nonchalance, de ataxie, de uitgelatenheid en joie de vivre die er in Brussel heerst. Omdat die eigenschappen ook inherent zijn aan mijn persoonlijkheid. Dat weet de hoofdredactie van dit blad goed genoeg. Terzijde: mijn excuses voor de hectiek die ik jullie soms bezorg, dames. Ga ik Brussel ooit minder liefhebben hierdoor? Neen, dat lijkt me sterk. Maar ik snap wel waarom je het zou doen.
Maar als Brel het in zijn bloedmooie, intrieste hart kan vinden om van dit amalgaam te houden, kan u dat dan ook niet? Akkoord, de tijden waren anders, beter, mooier. Hij slaat en zalft en zou dit nog steeds doen.
C'était au temps où Bruxelles bruxellait. Volgt u mij in juni naar deze barre plek? We zien elkaar aan de trappen van de Kunstberg, om 13.00u. Ik zal luidkeels Bruxelles zingen, terwijl ik aan al die mooie momenten denk. Daar, op de treden van de stadspiek, zullen we onze dag ook eindigen terwijl onze linkerhand een fles rode wijn beteugelt en onze rechterarm hevig gesticulerend Brussel omarmt. En we zullen Brel vereren. Onze Belgische bard als gids, onze eigen Vergilius die ons doorheen de augiasstal begeleidt. Onontbeerlijk België, verachtelijk prachtig Brussel.
Wat hou ik toch van 'm en van dit kutland.