Helpen hulpverleners?

UNICEF-baas legt uit
14/08/2010

Onze reporter, met het hart duidelijk op de juiste plaats, geraakt uiteindelijk niet op zijn bestemming Haïti. In zijn drang om ‘iets’ te doen na de aardbeving in januari, komt Tijl De Bock niet verder dan het Rode Kruis in Santo Domingo. De vraag waarom hij niet in zijn opzet slaagde, blijft hem achtervolgen. Heeft hij het dan helemaal verkeerd aangepakt? Wil men dan geen hulp in rampgebieden? Of zijn Dominicanen gewoon dwarsliggers?

Op woensdag 13 januari 2010 opent het journaal met de aardbeving die heel Haïti heeft getroffen. Eén van de armste landen ter wereld wordt zowat met de grond gelijk gemaakt.

 

“Het is een natuurlijke reflex om te denken: ik moet die mensen gaan helpen”, zegt Yves Willemot, algemeen directeur van Unicef België. Toch baat het niet om als individu fysiek een daad van barmhartigheid te verrichten. Op zulke momenten is het bijna onmogelijk om alles organisatorisch in orde te brengen en het logistieke huzarenstukje te laten draaien. Zelfs in Westerse landen, zoals in de Verenigde Staten na de orkaan Katrina, blijkt de samenwerking tussen verschillende professionele hulpverleners spaak te lopen. Als je dan in een arm land een internationale hulpverlening moet op gang brengen, kunnen ongeschoolde hulpverleners beter wegblijven. “Er zijn in Haïti veel mensen die over dezelfde vaardigheden beschikken als wij. Het enige wat er ontbreekt is de financiële en materiële ondersteuning om aan de wederopbouw te beginnen”, verklaart Willemot.

 

Op dit moment voorzien de Verenigde Naties dagelijks 1,1 miljoen inwoners van drinkbaar water. De mensen, waarvan het gros Haïtianen, moeten die installaties zelf bedienen en onderhouden. De vrijwilligers die effectief water geven en die installaties verzorgen zijn dus meestal niet de mensen die uit het rijke noorden komen. Dat zijn Haïtianen zelf die wij de infrastructuur en de middelen geven. Yves Willemot is heel realistisch: “Ik weet dat het niet altijd zo aangenaam klinkt, maar eigenlijk is het beste wat we kunnen doen geld inzamelen.” Hulporganisaties zijn daarom meer gebaat bij geldinzamelingen dan bij vijf gemotiveerde vrijwilligers die zich aanbieden. Er zijn ook mensen die meteen praktisch denken. Ze gaan ervan uit dat de mensen daar niets meer hebben, en willen toch tenminste hun oude kleren schenken. Al is ook deze hulp zinloos. “Het kostenplaatje om die tweedehandskledij over te brengen, te verwerken en te distribueren zou veel hoger zijn dan als we materiaal dat aan de normen voldoet zelf aankopen”, zegt Willemot. “Je moet de dingen immers in een bredere context zien. En we moeten mensen die zoiets willen doen ervan overtuigen dat dit niet efficiënt is, al klinkt dat misschien niet erg sympathiek.”

 

Langs de kassa en opdracht volbracht?

Na een natuurramp zoals in Haïti ontstaat er een hele volksverhuizing. De mensen die vanuit het platteland naar de hoofdstad zijn getrokken om een beter leven te zoeken, keren terug naar hun dorp. In Port-au-Prince kan je nu toch niet overleven. Het is dan de taak van onder andere de VN om de ‘ontvangende dorpen’ mee te ondersteunen. “Je moet weten dat als je in Haïti op het platteland leeft, je het al niet breed hebt,” verklaart Yves Willemot, “dan is het aan ons om niet alleen de getroffen mensen te helpen, maar ook de mensen die vluchtelingen opvangen moeten we bijstaan.” Daarom is het belangrijk dat hulporganisaties samenwerken om zo verschillende taken te coördineren; wie gaat er over de watervoorzieningen, wie doet de logistiek, etc. Unicef legt zich dan vooral toe op coördinatie.

 

De handen toch uit de mouwen

Dan blijft de vraag: wat dan met diegene die hulpverlener wil zijn? Daarvoor zijn er uiteraard ook mogelijkheden. Hulporganisaties hebben niet alleen de taak om geld in te zamelen en goed te besteden, maar ook om het rijke Westen te sensibiliseren en te informeren. “Omdat er enorm veel aspecten zijn die je in overweging moet nemen, moet je je afvragen welke effectieve meerwaarde je kan bieden”, vindt Yves Willemot. Hij raadt mensen dan ook aan een aantal opleidingen te volgen in verband met ontwikkelingssamenwerking. “De BTC, kort voor Belgian Technical Corporation, organiseert zogenaamde ‘vormingscycli’ voor mensen die naar het buitenland willen gaan”, verklaart de baas van Unicef België. “Op die manier kunnen ze er met de nodige ‘bagage’ naartoe trekken.” Unicef organiseert zelf geen opleidingen, maar je kan er wel de nodige informatie verkrijgen.

 

Belgen, solidairsten van de klas

Voor getroffen gebieden en hulporganisaties kunnen we dus besluiten dat geld inzamelen veel efficiënter is dan zelf de handen uit de mouwen te steken. Dat inzamelen heeft de Belg duidelijk al begrepen. België zamelde, op de Verenigde Staten na, het meeste geld in voor het kinderfonds van de VN, in absolute cijfers. “We zijn een klein land, maar we hebben meer gegeven dan bijvoorbeeld grote landen als Frankrijk, Duitsland of Japan, wat voor mij wel bewijst dat mensen hier bereid zijn tot solidariteit”, glimlacht Willemot. We zijn wel veeleisender en mondiger geworden. We schenken dan wel graag, maar we willen wel zekerheid. “Raakt het geld wel waar het nodig is?” is daarbij een vaak gehoorde vraag. “Zo'n kritische benadering maakt onze taak niet gemakkelijker, maar dat houdt ons wel wakker”, besluit Willemot.