Ivre de Vivre

06/03/2005

De clandestiene verzetsgroep tegen de rokersholocaust verenigt zich en probeert Sabine Hagedoren te beletten het Belgisch legermateriaal van stal te halen. Ze zal dan toch maar eens dieper in die glazen borsten moeten kijken wil ze ons doen geloven dat de zon uit haar kont schijnt. Ach ja, we zijn dan ook wel geflatteerd.

Roken, het is en blijft een teer onderwerp. En rokend Vlaanderen zal het gevoeld hebben na het frequente vingergetik dat het niet meer te spuien valt. Alles wordt bewerkstelligd om de rokende populatie terug te schroeven. Preventiecampagnes, etiketten, lezingen, de rokers steken er ongetwijfeld iets van op. En al vormen de rokers een van de bestaansredenen voor de statistiek, onze Stadscampus liet er geen gras over groeien en kwam het snelst uit de startblokken om de studerende nicotieners een hak te zetten. Wij, dwarsliggers, worden nu gedwongen tot een riskant inhaalmanoeuvre. Daar het kankeren niet zal ophouden, moet onze repliek het verbod in rook laten opgaan en wij dachten aan het volgende: stoppen met roken is net als de eerste week in een nudistenkamp. Je weet niet waar je met je handen moet blijven. U bent gewaarschuwd.

 

Deel uitmaken van de grootste club van paria's ter wereld. De misselijkmakende gelukzaligheid van de kortstondige verzadiging. Het conspiratieve gemoffel met rookwaren. Het agressieve gekerf van de rook aan je longen. De rust inhaleren, terwijl de prijs ettelijke jaren van je leven is. Waar is de tijd dat roken nog een tedere rebellie was, waar het nog toegestaan was om afhankelijk te zijn van het bruine medicijn tegen de gezondheid. Dieu est un fumeur d'Havanas, weet je nog wel? Als de zoveelste sigaret voor mijn ogen oprookt, met dat karaktervol pluimpje blauwe rook, en geliefden je zo lief boos bekijken met die grote onbegrijpende ogen omdat je toch maar eens moet stoppen (“Je had het toch beloofd?”), dan vervult de wens om ze te doven even mijn gemoed. En heb ik het dan gedaan, dan geniet ik terug van de honger naar bevrediging. De anticiperende, routineuze bewegingen, de droge tabaksgeur, de constant tintelende tong en de schorre stem. Ik ben er een beetje gesteld op geraakt.

 

Wie jong is, denkt niet aan de dood. Doodgaan is voor later. In die zin lijken rokers op kikkers. Als je een kikker in een ketel kokend water gooit, zal hij proberen eruit te springen. Als je hem in koud water zet en dat langzaam aan de kook brengt, zal hij rustig blijven zitten. Tot hij doodgekookt is. Net zo roken de mensen zich dood. Welja, ik zal me doodgeleefd, niet doodverveeld hebben. Wie nog nooit de zon op zijn (verouderende, rokers weet je wel) huid gevoeld heeft, terwijl de rook van zijn sigaret een synergetisch ballet voert met de stoom van een versgezette kop koffie, leeft niet. Die houdt zich hoogstens bezig tot zijn dood.

 

Als roker ben je heel erg gefocust, je werkt vanuit een bepaalde nieuwsgierigheid en zelfreflectie, je wil het weten, je ziet bepaalde onmogelijkheden. Intussen voel je je ook persoonlijk verantwoordelijk: waar ben ik mee bezig, kan dit wel, voldoet dit nog aan de norm? Hoe zal Vlaanderen in de toekomst omgaan met dit dilemma? Het zal erop aankomen in onze maatschappij de stekende horzel en het steigerende paard een tweede kans te geven.
Een rationele rokerscalculus is een evenwichtsoefening op de lijn tussen hedons en dolors. Hedons vormen de keuze van rokers, lijnrecht daartegenover wordt ons een pijnlijke aftocht opgelegd. Humphrey Bogart draait zich om in zijn urn. De UA Stadscampus heeft met haar rookverbod deze dolors tot een draconisch heden gemaakt, en steekt hiermee Aristippus van Cyrene een mes in de rug.

 

Laten we samen roken, mijn vriend, een sigaret is niet door slechts één gemaakt, dient dus ook in gezelschap gesmaakt.