corona, een Trojaans paard voor studententradities

opinie

23/10/2020
đź–‹: 
Auteur extern

Dominic Potters


Het aanbreken van het nieuwe academiejaar gaat traditiegetrouw gepaard met de nodige riooljournalistiek, waarbij ze als ratten vechten om de eerste te zijn die het dopen of andere studentikoze activiteiten veroordelen. Door de huidige COVID-19-maatregelen worden doopactiviteiten dit academiejaar verboden. Een studentikoze traditie wordt dit jaar vervangen, maar komt ze nog wel terug?

Ondanks pogingen van journalisten om het te begrijpen, zoals door zelf deel te nemen aan een doop, vervalt het heersend discours gemakkelijk weer in een negatief verhaal, ondanks ze onder andere bij Technica mee werden gedoopt en dat als positief ervoeren. Zo krijg je een vertekend beeld en net dat beeld – nogmaals bezoedeld door de wanpraktijken bij de voormalige club Reuzegom – zorgt ervoor dat de huidige coronamaatregelen een voorbode kunnen zijn voor het afschaffen van rituelen zoals het dopen en verkopen bij studentenclubs. Antwerps schepen voor Onderwijs Jinnih Beels durfde bij haar gesprek met het ASO (Antwerps StudentenOverleg) het woord 'dopen' niet eens in de mond te nemen. Haar alternatief? Verwelkomingsrituelen. Ook op sociale media uiten mensen hun ongenoegen over studentendopen, vaak uit onwetendheid omdat ze zelf nooit student waren. Ze worden als extravagant, onnodig en soms als elitair beschouwd, aangezien niet iedereen de kans krijgt om te studeren.

Als een paard van Troje worden de maatregelen omtrent het coronavirus binnengehaald om achteraf de maskers af te gooien en zich te vertalen in anti-doopmaatregelen. En dat allemaal in tijden waar het studentenleven dusdanig hard is toegetakeld dat het amper overeind raakt. De rigoureuze sluitingsuren knopen de das hard aan. Het afstandsonderwijs dat tante Corona met zich meebrengt, dwingt menig student om te kiezen voor de veilige thuishaven. Waar zij zich voordien vanuit alle windrichtingen verzamelden om de Antwerpse binnenstad van leven te voorzien, blijven de koten nu voornamelijk leeg. Net de camaraderie en het sociale vangnet dat studentenverenigingen aan haar leden bieden zorgen ervoor dat studenten goedlachs – al dan niet verhuld met een mondmasker – de oversteek wagen naar de “koekenstad” waar voordien de coronakaarten vuurrood kleurden. Op zijn minst zouden we de studenten welkom kunnen heten in onze prachtige stad in de vorm van een studentendoop. Net zoals in het leger zorgt dat beetje afzien voor een band die de toorn des tijds in vele gevallen doorstaat. Daarnaast legt iedere vereniging haar eigen accenten, wat voor een uniek karakter zorgt. Het zijn tevens onder andere de studenten die het dopen organiseren, die een eindeloze stroom aan creativiteit en innovativiteit aan de dag te kunnen brengen. Kijk maar naar Unifac’s alternatief voor Students on Stage, op slechts enkele weken tijd in elkaar gestoken.

Hoewel ik het belang van dopen misschien wat veel aandik (noem het gerust een nodige dosis Maizena), was dit wel het uitgelezen moment om samen met de studentenclubs naar veilige alternatieven te zoeken. Denk aan activiteiten organiseren op de groene grasvelden op de buitencampus of in Park Spoor Noord. Dat waren bij uitstek de uitgelezen locaties om deze activiteiten door te laten gaan, mits het nodige (lees: al dan niet verplichte) toezicht. Ondanks het feit dat veiligheid voor de student primeert, waren er dus genoeg opties die de stad uit gemakzucht, desinteresse of zelfs uit moedwilligheid niet verkende. Men vergeet daarenboven op een bijna demente wijze te vermelden dat de studentenkoepels – zoals onder andere het ASO – per direct hun medewerking verleenden voor een gesprek met toenmalig minister van Onderwijs, Hilde Crevits door de Reuzegomkwestie. Daaruit voltrok zich een Vlaams doopcharter dat een omkadering voorziet voor dopen en andere gerelateerde studentikoze praktijken. Het kader was er, de creativiteit ook, maar van de alternatieve uitvoering was geen spoor te bekennen.

Het is net daarom dat ik met deze opinie de vraagtekens zet bij de intenties van de beslissingsnemers, met name de stad Antwerpen – en bij uitbreiding schepen Jinnih Beels – en de universiteit, inzake de toekomst van dopen. Een doop vervangen door een 'verwelkomingsritueel' doet vermoeden dat deze omschakeling wel eens permanent zou kunnen zijn. Het is bewezen dat de meeste dopen als aangenaam worden ervaren, dat deze een deel uitmaken van het sociale studentenleven en dat er genoeg alternatieve locaties zijn om deze te organiseren. Daarom mijn oproep beste beleidsmakers en universiteit: “Hou de traditie van het dopen in ere. Het zorgt voor een verenigingsgevoel dat een andere introductie niet met zich meebrengt. Zorg ervoor dat de studentikoziteit in onze mooie stad nog lang door verschillende generaties beleefd mag worden!”