Het is acht uur ’s avonds. Achter de hoge, ultramoderne kantoorgebouwen van het Copernicuscomplex rond het Kievitplein en het vernieuwde, peperdure HST-station van het Centraal Station bevindt zich ’t Klooster, een kraakpand en opvangtehuis voor daklozen. Op de stoep staan een veertigtal mannen te wachten op de voedselbedeling die hier elke avond wordt georganiseerd. Binnen klinkt speedcore. Dit is een Antwerpen dat ik niet ken.
't Klooster is een oud dominicanenklooster dat zeven jaar geleden gekraakt werd door een groep anarchistische krakers. Anarchisten blijven echter anarchisten, en na drie jaar overlast werden ze door het buurtcomité en de politie verzocht om het gebouw te verlaten. Het duurde niet lang of het verlaten klooster trok de aandacht van een nieuwe groep krakers.
Jaffy, de voorzitter van wat nu vzw Koevoet heet, is een magere, langharige man met tonnen energie. Hij rolt sigaretten aan de lopende band, houdt zijn hond aan zijn hiel en braakt woorden: “Vier jaar geleden stonden we hier voor de deur, uit te dokteren hoe we binnen zouden geraken. Iemand van het buurtcomité heeft ons gewoon op straat aangesproken, gevraagd wat we wilden doen. Ze zochten een groep die op een verstandige manier met het gebouw wilde omgaan. De vorige krakers hadden het te gortig gemaakt, het lag hier vol met afval. We zijn nog steeds bezig hun rommel op te ruimen. Jaffy maakte van het kraakpand ’t Klooster zoals het nu bestaat: een opvangtehuis voor daklozen, een plek waar jonge kunstenaars een atelier kunnen vinden, een volkskeuken waar men elke vrijdag voor weinig of geen geld kan aanschuiven voor een simpele pasta of een stoofpot. Op woensdagnamiddag kan je hier je fiets laten herstellen voor een vrije bijdrage, iets wat bezieler Jaffy het Fietsatelier noemt: “Ik ken andere fietsenmakers waar ik onderdelen mee ruil. Soms smijt iemand hier een wrak binnen. Nu ik de garage eindelijk leeg heb kunnen ruimen, dankzij een container, kan ik mij er meer mee bezig houden.” Een utopie in een droomhuis, lijkt het.
Tussen commune en opvangcentrum
't Klooster is niet zomaar een droomhuis, het is gigantisch. De fotografe weet niet waar eerst te kieken. Geen enkele muur is blind, geen enkele kamer is leeg. Graffiti, goud gespoten chauffages, monsterlijke vogelkooien, een afgodsbeeldje bedolven onder het kaarsvet, posters over vorstelijke dotaties, weedlegalisatie en mensenrechten. ’t Klooster is een doolhof. Deuren onthullen een draaitrapje dat twee tussenverdiepen verbindt die van buitenaf niet te bespeuren zijn. Een balkon geeft uitkijk op een onvindbaar binnenhofje. De kunstenaars die hier hun atelier hebben, komen geen inspiratie te kort.
“We proberen voor een evenwicht te zorgen tussen kunstenaars, muzikanten en daklozen. We organiseren feestjes en optredens in de tuin en een volkskeuken, maar ook voedselbedeling. Elke dag staat daar honderd man voor aan te schuiven. We streven naar een combinatie van een opvangcentrum en een commune. Mensen die hier voor de volkskeuken zijn, kunnen ook langs de voedselbedeling, en andersom”, zegt Jaffy. Dat lijkt toch net iets anders te werken in de praktijk. Hoe goed de bedoelingen van vzw De Koevoet ook zijn, we worden half buitengekeken als we de lange gang in wandelen waar de voedselbedeling wordt georganiseerd. En of ze nu ook dakloos zijn of niet, de mensen die genieten van de pasta met roomsaus in de refter tonen toch net iets hipper, jonger en vrolijker dan de wrange en vermoeide gezichten van de mensen die een brood in ontvangst nemen van Roger, inwoner van het pand en medewerker van vzw Arm Mobieltje. Roger waarschuwt onze fotograaf: “Niet iedereen is hier gediend van foto's.” We hoeven ons begrip niet te veinzen.
Voor hetzelfde geld zijn ze dood
Op elk moment wonen er om en rond de twaalf mensen in het grootse gebouw. Het zijn voornamelijk mensen op zoek naar opvang en onderdak. “Wij zijn geen officieel opvangcentrum, en dat heeft zo zijn voordelen: de staat kan ons niet dwingen iedere dakloze of te veel daklozen op te vangen, want dan krijg je geheid overlast. Geen administratief gedoe, geen paperassen. We kunnen zelf kiezen wie er bij komt en wie niet, zowel wat betreft de inwoners als de kunstenaars. Dat zorgt voor een betere atmosfeer. Iedereen ondergaat een proefperiode. Pas je er niet in, dan vlieg je buiten. Simpel.” Tijdens de vergadering die ik bijwoon hoor ik verhalen over alcoholmisbruik, slaapkamers die uitpuilen van het vuilnis, buren die klagen over de stank, en mensen die gewoon niet meer komen opdagen: “Dat ze het dan laten weten, dat ze ergens anders zitten. Voor hetzelfde geld zijn ze dood, en we hebben nog mensen die hier willen wonen.”
De atmosfeer moet wel goed zijn. Het krakerspand moet functioneren, anders vliegen de krakers de straat op. Geld van de overheid is er niet. De inwoners betalen geen huur. Af en toe de zaal verhuren voor een feestje brengt wat geld in de kas. Ook krijgen ze nu en dan een bijdrage van vzw Het Hart, een ondernemersvereniging die de kas van sociale ondernemingen bijspekt. Naar de stad moet de vzw niet meer kijken. “Vorig jaar hebben we twee keer vijfhonderd euro gekregen om een feestje te subsidiëren. De laatste aanvragen werden genegeerd”, vertelt penningmeester Joep. Boetes kan de vzw zich niet permitteren. Dit is in principe een utopie, maar wel één uit noodzaak. Problemen zijn uit den boze.