Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten te hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie razen we over ‘grimmen’.
Schilder mijn steeds roder wordend hoofd niet af als een hardnekkige blos. Ik staar naar een witte bladzijde met bovenaan slechts de vaste inleiding. Straks zal ze gevuld zijn met een opeenvolging van letters. Uren zullen verstreken zijn en ik zal ze nooit meer terugkrijgen. Een opgeluchte zucht zal halverwege onderbroken worden door het besef dat het laatste artikel, de laatste zes alinea’s, de laatste drieduizend tekens, het laatste woord van het boekje uit mijn pen vloeiden. Mijn werk helemaal naar achteren geschoven, uit de spotlight gehaald, waar enkel de doorzettende lezer het lezen zal. Woedend ben ik om dat vooruitzicht.
Voor de start van het academiejaar had ik nog een sprankeltje hoop. Op een vergadering waar de letterkoekjes achteloos werden opgesmikkeld, werd met propvolle mond het voorstel geopperd Scrabbleblokjes ter vervanging te gebruiken. Eetlust zou hen niet doen verdwijnen en ze zouden me punten opleveren bij het schrijven. Ik zag niets dan voordelen en al snel ging de volledige opslag van mijn smartphone naar notities met lange woorden. Exces is dan niet lang, het bevat wel een x, weet je. Het werden krantenknipsels, waardeloze letters van verschillende groottes. Mijn reddingsboei weggesnokt welt mijn woede verder aan.
Grimmen. Ik proef het, kauw tot het woord slechts een letterbrij is en spuug het passievol weer uit. Grimmen. Alsof mijn woede met fijne penseelstreken is aangebracht en er dadelijk weer af zal spoelen. Onderschat mij niet, mijn furie is geen kinderlijke impressie. Grimmen. Alsof mijn woede een sprookje is: fictie en met een goede afloop. Grimmen. Woeden, razen, tieren. Grimmen. Alleen dat woord al doet mijn zelfbeheersing barsten, mijn woede de vrije loop gaan.
Bij elke toetsaanslag voel ik mijn woede toenemen. IN CAPSLOCK GRIM IK VERDER. MISSCHIEN HEB IK EINDELIJK DE MANIER GEVONDEN OM AANDACHT TE KRIJGEN VOOR MIJN WERK, DE MOEITE NIET VOOR NIETS TE LATEN ZIJN. LAAT DIE LEZERSREACTIES MAAR KOMEN! ALS EINDREDACTIE STRAKS BESLIST KOMAF TE MAKEN MET DE HOOFDLETTERS, GAAN ZE ME ZIEN GRIMMEN ALS NOOIT TEVOREN.
“Adem in, adem uit”, fluister ik mezelf toe. “Adem in, adem uit, adem dwars, cursief en kleine letter. Ook op de allerlaatste bladzijde.” Mijn verbrokkelde zelfbeheersing weer bij elkaar sprokkelend buig ik mijn grimlach om tot een glimlach. Een mooie afscheidslach, zoals het hoort aan het einde van het boekje.
- Log in to post comments