Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten te hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie het begrip ‘jouissance’.
Jouissance was een Franse term die zo veel betekende als vruchtgebruik, tot ene Jacques Lacan het vruchtgebruik van het woord op zich nam en het tot een van de sleutelbegrippen van zijn psychoanalyse maakte. Lacans conceptie van het concept evolueerde naargelang de context (lees: de wind). De ene keer gaat het om (een schijngevoel van) volledige lustbevrediging. Een zodanig alomvattend tekort aan tekort dat je zelfverlies ervaart − al is er op dat moment dus geen ‘jij’ om die ervaring te hebben. Op andere momenten is het geen gevoel maar eerder een achterbaks genot dat je overvalt in een duister steegje van je taalcentrum. Iets onbehaaglijk onnoembaars, waardoor we als een vlieg naar een lichtbak worden gezogen − een drift van zelfdestructie. Lacan hoorde liever ‘betekenisveld’ dan definitie. Hij hoopte dat er met Jouissance dan ook over het ‘Lacaniaanse veld’ gesproken zou worden.
Het staat je dus vast voor dat het woord staat waarvoor Lacan wou dat het stond. Toch betekent dat niet dat een begrip niet vaststaat als de betekenis ervan statisch noch duidelijk is. Het valt met deze woorden op waarom het duiden van de betekenis die ontstaat bij het oproepen van de voorstaande betekenaar zo moeilijk valt. Obscurantisme, noemt men dat − maar dat is voer voor een later laatste woord − om maar aan te tonen dat de psychoanalyse het al eens moeilijk heeft om haar betekenisvelden helder te krijgen. Zo komt het dat ik, na vijf papers van tienduizend woorden, steeds minder begrijp waarover het begrip eigenlijk gaat. Genieten met de pet op.
Om alle mogelijke helderheid een stap voor te blijven zal Lacan in het essentiële van het categorische zelfverlies zelf ook enkele verschillende essentiële categorieën kenbaar maken. À la Oprah Winfrey krijgt alles een eigen jouissance: de fallus, de betekenaar, het leven ... maar vooral ook de Ander. En je weet dat het tijd is voor au sérieux als ‘ander’ een hoofdletter krijgt.
Die laatste vorm kon volgens Lacan enkel gevoeld worden door doorgewinterde mystici en vrouwen. Hoe dat past binnen het kraam dat vrouwen niet bestaan (ook ‘la femme n’existe pas’ is een sleutelbegrip), is mij even onduidelijk als u, maar kijk: ge kunt er maar geniet van hebben. Het is misschien om die reden dat jouissance navolging krijgt bij sommige feministen; waar het opnieuw de ruwe betekenis krijgt van extase maar met een twist: de bevrijding van de patriarchale grenzen. Al zullen Anderen Lacan ook bestempelen als het archetype van de pseudo-intellectuele rokkenjager die vooral zichzelf graag hoorde praten.
Na al dit spreken is het gevoel van zelfverlies me dus niet vreemd. Telkens ik het gevoel krijg dat het bevattelijk wordt, besta ‘ik’ niet langer maar verlies ik, als subject, mezelf in een zijnsgat dat zichzelf pas oplost wanneer ik dat begrip weer kan relativeren tot quatsch. Ik ben dus wat verdeeld over de zaak. Het woord heeft duidelijk zijn beperking.
- Log in to post comments