in het hol van de nerd

Joost Vandecasteele over zijn obsessie met de stad, McBain en het internet
06/12/2015

Hij studeerde theaterregie, waagde zich aan comedy en schrijft nu boeken, columns en naar eigen zeggen ‘heel weinig moppen’. Tom Lanoye noemde hem de interessantste stem van zijn generatie, maar volgens zichzelf blijft hij de man die in Vlaanderen eeuwige internetroem verwierf als ‘die harige man die van het podium viel in Canvas Comedy Casino Cup’. Joost Vandecasteele is een vreemde en intrigerende man. We zochten hem op in zijn appartement in Brussel voor een gesprek over zijn stad, het internet en zijn missie als schrijver.

Het appartement van Joost Vandecasteele bevindt zich ergens aan de zuidkant van Brussel, op een steenworp van Gare du Midi. We bellen aan en door de intercom zegt een vertrouwde stem dat we op de vierde verdieping moeten zijn. Omdat we de lift niet vinden, nemen we de trap. Halverwege de tocht naar boven verschijnt zijn imposante gestalte in de deuropening: “Wat hebben jullie mensen tegen een lift?”, moppert hij, terwijl hij ons met een gezapige tred zijn schrijvershol binnenleidt.

 

We komen binnen in een gezellig appartement met veel licht en een grote boekenkast. Aan de muur hangt een gitaar, een Playstation-controller ligt nog nonchalant op de zetel. “De gitaar is van mijn vrouw”, zegt Vandecasteele. De controller, dat hoefden we niet te vragen, is allicht van hemzelf. Ik vraag of ik snel even de wc mag gebruiken en vind er tussen zijn toiletlectuur een cyberpunk-manga genaamd Akira.

 

Eén ding is duidelijk: hier leeft een nerd.

 

 

Wat vind je zo inspirerend aan Brussel?

“Kijk, als je een nerd bent zoals ik, speelt heel je leven zich af voor een scherm. Je bent opgevoed met bepaalde beelden van grootsteden en wanneer je dan voor het eerst in Brussel komt lijkt het alsof je door het scherm bent gegaan, en dat gevoel heb ik nog altijd. Daarom dat ik Brussel zo interessant blijf vinden – ik heb deze stad nog niet volledig als de realiteit aanvaard. Ze blijft aanvoelen als fictie.”

 

“Niet enkel armen komen naar de stad, maar ook de raren, de weirdo’s zitten hier. Ik ben onlangs bijvoorbeeld een keer achtervolgd geweest door een zot, die dacht dat ik Obama was. Met een aansteker in de hand, liep hij mij achterna terwijl hij ‘Obama Obama’ mompelde en mij in brand probeerde te steken. ’t Was een heel fascinerend tochtje wel, van Brussel Zuid bijna tot Brussel Noord. Dankzij de terrorismebestrijding werd hij toch gevat, want voor de eerste keer maakte ik een ticketcontrole mee op de tram, met gewapende politieagenten. Die zot had natuurlijk helemaal geen ticketje, die was gewoon heel de tijd ‘Obama’ aan het roepen – wat niet hielp.”

 

“Ook al zit ik nu al bijna twintig jaar in Brussel, ik heb nog altijd geen flauw idee wat er allemaal aan het gebeuren is. Soms word je hier geconfronteerd met signalen en tekens uit een andere wereld, bepaalde tags op muren en verkeersborden die je niet kan duiden. Je hebt hier bijvoorbeeld een straat waar drugs worden gedeald en die drugs worden dan in een taartdoos gedaan. En dat vind ik zo ontzettend raar, maar op een manier ook bijna schattig. Alsof het uitgedeeld wordt als een soort toetje. Ik zie deze stad nog altijd als iets dat me blijft verbazen.”

 

“Dat er terroristen zitten, verbaast me niet, maar het doet me wel beseffen dat ik maar één laag van deze stad te zien krijg. Dat we allemaal maar één laag te zien krijgen, ook al lopen we op dezelfde oppervlakte. Brussel bestaat uit alleen maar minderheden, en dat is wat het ook zo boeiend maakt voor mij. En ik als deel van een minderheid heb geen toegang tot andere minderheden. Da’s iets dat ik wel gemeen heb met de rest van Vlaanderen, dat gevoel van ‘wij geraken daar niet binnen’. En op een bepaalde manier is dat wat Brussel zal doen overleven. Al die minderheden zo dicht bij elkaar houdt de stad in stand.”

 

 

In je columns voor Knack schrijf je regelmatig over internetcultuur. Wat vind je zo fascinerend aan geeks en nerds?

“Ik spendeer heel graag tijd op internet waar de geeks verzamelen. Je komt dan bijvoorbeeld op websites waar mensen een gametrailer van een minuutje drie uur lang analyseren. Ik kijk ook heel graag naar mensen die games spelen. Momenteel ben ik aan het kijken naar een kerel ergens uit het Midden-Oosten die Fallout 4 speelt. Hij speelt het niet goed, want hij klikt alle dialogen weg. Het gaat dus wel vooruit (lacht). Het hele spel uitkijken zal zo’n veertig uur in beslag nemen. Het is een beetje mijn Game of Thrones.”

 

“Ik zou ook heel graag een documentaire maken over nerds en al de subculturen die op internet bestaan. Dat is een verborgen wereld die ik graag wil exploreren. Een soort filmisch essay over het nerd-schap, zeg maar. Ik heb het dan niet over de stereotiepe gedachte van een nerd zoals je die in Amerikaanse tienerkomedies ziet, maar de nerd-gedachte in de zin van het ‘belang hechten aan wat onbelangrijk is’. Die obsessie vind ik altijd heel vertederend en tegelijk heel inspirerend; dat er mensen bestaan die hun leven wijden aan iets wat al de rest als totaal onbelangrijk beschouwt.”

 

“Ik denk dat ik vooral van toewijding houd. Die zie je tegenwoordig niet veel meer. Het moet dan niet eens perfect zijn. Iets doen met zo’n toewijding, met zoveel liefde en lust dat het bijna angstaanjagend wordt – daar houd ik van. Da’s ook waarom ik theater en comedy niet volledig wil loslaten. Die hitte die een lichaam kan afstoten. De goesting om iets te zeggen. Op televisie zie je dat niet, da’s zo gemonteerd …”

 

 

Momenteel werk je wel aan Generatie B, een televisieserie die in het najaar van 2016 op Canvas te zien zal zijn. Wat heeft televisie dan nog te bieden voor jou? Is dat geen dood medium?

“Televisie heeft zichzelf een klein beetje gered, vind ik. Alles staat of valt met de juiste mensen, de juiste bondgenoten en televisie lijkt die gevonden te hebben. Je ziet bijvoorbeeld hoe obscure komieken opnieuw kansen krijgen op televisie, gewoon omdat ze een cultstatus hebben verworven op het internet.”

 

“Bijvoorbeeld Mister Show, een sketchprogramma dat in de jaren negentig werd uitgezonden, maar nooit veel kijkcijfers haalde waardoor het in de vergetelheid raakte. Toen de liefhebbers van dit programma elkaar later op het internet vonden, werd het cult en gingen fans allerlei petities houden om het terug op tv te brengen.”

 

Joost Vandecasteele (© dwars | Natasja Van Looveren)

 

“Je merkt nu dat televisie, maar ook de filmindustrie, een bondgenootschap is aangegaan met internet. Het is allemaal wat gekenterd met The Matrix in 1999. De Wachowskis waren twee broers die zijn opgegroeid met manga, comic books en games, en van wat ze daarvan geleerd hadden in hun jeugd, destilleerden ze een beeldtaal. En het werkte. Sindsdien is een soort opening ontstaan: in de jaren zeventig was er auteurscinema, daarna had je de blockbusters, en toen kwamen de nerds aan de beurt. Het is veelzeggend dat de grootste films van dit moment superhelden-films zijn. Dat zijn de tekenfilms die wij als kind keken zondagvoormiddag op tv.”

 

“Ik heb het gevoel dat de nerds aan het winnen zijn. Televisie en film zijn niet meer bang van internet. En dat is iets waar bijvoorbeeld literatuur niet in slaagt. Literatuur voelt zich nog iets te chique en iets te belangrijk om zich te verbinden met een medium zoals internet of games.”

 

 

En dat is de brug die jij als schrijver wil bouwen?

“Dat is iets wat ik graag wil doen, ja. Ik voel mij opgesloten in oude media. Ik ben dagelijks gefrustreerd omwille van het feit dat ik niet in de media zit waar ik in ben geïnteresseerd. Het is bijna alsof ik een soort correspondent ben in oude media over nieuwe media. Ik schrijf in Knack Focus over bepaalde games, terwijl dat tijdschriftje samenkomt met de Weekend Knack, een blad waarin rijke mensen kijken wat voor meubels goed zouden passen bij hun nieuwe tafel.”

 

“En zo zit ik ook bij een literaire uitgeverij waarvoor ik boeken schrijf over rare dingen die je eigenlijk zou moeten kunnen tonen. Je zou moeten kunnen doorklikken op het boek. Het liefst van al zou ik een boek schrijven vol hyperlinks zodat de ene pagina de andere genereert. Dat je leest zoals je op internet grasduint. Je begint op een krantenpagina en voor je het weet zit je plots bij porno of bij één of andere islamitische of joodse sekte … Een beetje zoals rondlopen in een stad als Brussel dus.”

 

Het doet me wat denken aan je debuutroman Hoe de wereld perfect functioneert zonder mij, een verzameling kortverhalen over leven in de grootstad.

“Ja, maar dat kon nog zo veel béter! Dat is iets dat je te laat merkt. Voor mij was het de bedoeling om een soort concept-cd te maken. Idealiter was dan elk verhaal een soort track waarbij je op het einde ook nog een hidden track hebt, die geen apart nummer is, maar verborgen zit in de vorige negen tracks. Om het heel stom te vergelijken zou het een beetje zijn zoals je in de Simpsons af en toe McBain ziet verschijnen.”

“Als je alle fragmentjes met McBain achter elkaar afspeelt, heb je een eigen volwaardig filmpje met een begin, een midden en een slot. En dat was ook de bedoeling van die bundel, dat je het gevoel hebt dat er nog een verhaal verborgen zit dat je als lezer kan ontdekken.”

“Maar het probleem is: niemand leest als nerds! Zoals een nerd freakt op een nieuwe game trailer, zo zie je maar weinig mensen omgaan met literatuur. Je ziet maar zelden iemand in een boek echt zelf op zoek gaan. Dat is ook waarom ik geeks zo leuk vind. Zij zijn nog zo vol energie en goesting om dingen uit te pluizen.”

“Het liefst van al zou ik een online plek hebben, een oase op het internet die dan van mij is. Dat alles wat ik doe daarin samenkomt. Een beetje zoals je brein downloaden op het internet, maar da’s nog heel veel werk. En ondertussen blijf ik natuurlijk dingen maken voor oude media. Toch is dat plekje wel mijn droom, maar het moet ook straf genoeg zijn. Bovendien moet je er de technische knowhow voor hebben, en daar heb ik nul komma nul verstand van. Ik ben de meest technisch onkundige nerd die er bestaat (lacht).”

 

 

Je nieuwe boek verschijnt in januari. Kan je al iets vertellen over Jungle?

“Het gaat over de idee dat wij niet enkel op internet gaan, maar dat internet ook tot bij ons komt. Internetverbinding als tweerichtingsverkeer. Wat er aan het gebeuren is op het internet: de chaos, de leugens, de propaganda, is ook stilaan in de realiteit aan het sluipen. Wij zijn niet enkel internet aan het bepalen, internet bepaalt ook meer en meer onszelf.”

 

“Het zal ook heel veel over games gaan – over de logica van games. Het concept van cheatcodes en de idee dat je een game begint met het creëren van je personage, die dingen wil ik toepassen op de realiteit. In Jungle zal de realiteit een internet-logica krijgen. Het is een vreemd boekske. Het wordt dus een rare, rare chaos ... Een jungle!”

 

 

Je schrijft niet enkel over games, maar bent er momenteel zelf ook één aan het maken. Hoe verloopt dat?

“Goed! En ik vind het razend interessant. Wacht, ik toon je het op m’n pc!”

Als een bezetene begint Vandecasteele zijn computerbestanden te doorzoeken, mompelend als in een soort trance. Ondertussen vertelt hij chaotisch over de game die hij aan het maken is. Ik kan zijn incoherente en onafgemaakte zinnen niet thuisbrengen. Uit de blik in zijn ogen spreekt een vreemde razernij, een bijna beangstigende fixatie. De obsessie van de nerd.