vluchten in de taal

taaltraject voor vluchtelingen aan UAntwerpen

01/12/2016

Een nieuw leven opbouwen nadat je gevlucht bent voor oorlog. Er komen een hoop moeilijkheden bij kijken. De nieuwe taal en de erkenning van je diploma's horen daar ook bij. Tien vluchtelingen krijgen daarom dit jaar de kans om op onze campus Nederlands te leren en zo volgend jaar te beginnen met een studie. dwars sprak twee van hen over hun ervaringen hier in Antwerpen. Wie zijn ze, hoe bevalt het hen hier en hoe zit dat taaljaar nu eigenlijk in elkaar?

Carol (24) en Nader (18), twee van de tien vluchtelingen die dit jaar het taaltraject volgen, stonden ons te woord. Zij studeerden al in Syrië, maar in België wordt een buitenlands diploma niet zomaar erkend. Nader was nog maar net begonnen aan zijn opleiding, Carol moet helaas haar studie (deels) over doen. Gemakkelijker gezegd dan gedaan, want om hier te studeren moet je eerst Nederlands leren en dat is niet vanzelfsprekend. Naast gemotiveerd zijn, moet je ook diep in je portefeuille kunnen tasten. De overheid subsidieert deze taalcursussen niet, waardoor zij niet hetzelfde bedrag betalen dat jij en ik voor onze studie neertellen, maar wel de volledige 3.975 euro.

 

Om vluchtelingen toch een kans te geven, ging Linguapolis op zoek naar sponsors om zoveel mogelijk taalopleidingen te kunnen financieren. Uiteindelijk lukte het hen om geld te voorzien voor tien studenten: ze betaalden zelf de beurs voor Ă©Ă©n student, de universiteit schonk er vijf en de overige vier kregen ze bij elkaar door giften. Christine Engelen, directeur van Linguapolis, is gepassioneerd door het taaljaar en legt uit waarom de beurzen zo belangrijk zijn: “Het gaat om enkele individuen die een heel groot verschil kunnen maken. Voor hen persoonlijk, hun ervaring en hun leven: dat ze gewaardeerd worden, dat ze zich kunnen ontplooien zoals ze gedaan zouden hebben als ze niet hadden hoeven vluchten. Maar ook voor de omgeving: we hebben hen nodig. Het zijn allemaal gemotiveerde, ambitieuze mensen; het zijn rolmodellen. We hoeven alleen een beetje geld te geven en de rest doen zij zelf!”

 

Christine Engelen Linguapolis (© Jeroen Janssens | dwars)

 

Die ambitie is wel nodig als je kijkt naar het tempo van het taaljaar. Carol en Nader begonnen in oktober en als alles goed gaat, ronden ze in juni niveau 5 af. Dat is het benodigde niveau Nederlands om te kunnen slagen voor de toelatingstest voor anderstaligen. Na acht maanden moeten ze dus in staat zijn om een Nederlandstalige studie te volgen, academische literatuur te lezen en ook zelf te schrijven. Daarnaast volgen de studenten vakken als ‘Academische vaardigheden’ en ‘Nederlandenkunde’ – waarin ze over geschiedenis, politiek en cultuur leren – en krijgen ze uitspraaktraining. Dit laatste werkt, want ze merken allebei zelf op dat onze redacteurs van dienst geen Vlaams, maar een Nederlands accent hebben.

 

ambitieus

Carol studeerde in Aleppo al vier jaar Engels, met als droom lerares te worden. Hoewel je aan haar enthousiaste manier van praten merkt dat ze een geweldige lerares zou zijn, moet ze haar master eerst opnieuw doen. Door haar studies is ze gelukkig al gewend aan het leren van een nieuwe taal en heeft ze een voorsprong. Ze heeft net haar eerste test Nederlands achter de rug, die heel goed ging. Daarmee heeft ze al het niveau A2 behaald en kunnen we haar de meeste vragen in het Nederlands stellen, ook al glipt er natuurlijk uit gewoonte soms wat Engels tussen.

 

Het zijn allemaal gemotiveerde, ambitieuze mensen; het zijn rolmodellen.

 

Nader moet zelfs niet meer terugvallen op het Engels. Indrukwekkend genoeg heeft hij na twee maanden het Nederlands al serieus onder de knie. Voordien volgde hij al wat lessen op een middelbare school, maar hij zegt zelf dat die “niet zo serieus en niet zo streng” waren. Wat is dan het geheim om zo snel een nieuwe taal te leren? Ambitie en motivatie zijn belangrijk, maar het allerbelangrijkste voor hem is: “Ik hou van Nederlands.” Hij vindt het een mooie taal en daardoor is het leuk om te leren. Ambitieus is hij ook zeker, Nader wil volgend jaar namelijk aan een studie Burgerlijk Ingenieur beginnen, waarvoor hij naar Leuven gaat.

 

enthousiast

Nader focust zich helemaal op zijn studie. Zelfs met andere Arabischsprekende studenten spreekt hij Nederlands buiten de studie om. Veel Nederlandstaligen kent hij echter niet. Hij gaat vooral om met de mensen van zijn opleiding. Dat is een groep van 51 studenten met 29 verschillende nationaliteiten. Zo is zijn beste vriendin bijvoorbeeld Amerikaans. Nader kent wel een meisje uit België, maar ze is eerder een 'halfvriendin', een kennis. Naast lessen over cultuur leer je het meeste natuurlijk gaandeweg. Zo kwam hij er laatst pas achter dat kleine winkels in België duurder zijn dan grote supermarkten. Dat is in Syrië precies andersom.

 

Nader (© Jeroen Janssens | dwars)Ook voor Carol is het leven hier heel anders dan het thuis was. Daar had haar man al een aantal jaren een eigen kapsalon, maar hier geraakt hij moeilijk aan het werk. Omdat hij niet studeert, gaat Nederlands leren veel stroever. Ze hebben samen een zoontje van twee jaar oud. Ondanks dat ze meestal Arabisch tegen hem praten, pikt hij heel veel dingen op. Zo zegt hij als mensen weggaan al “daaag”.

 

Carol focust vooral op het nu. “You don’t know the future. You don’t know what will happen in ten to twenty years.” Ze wil nu studeren en lerares Engels worden. Helemaal zeker of ze dat ooit wordt en of ze hier blijft wonen, kan ze niet zijn. Maar nu gaat ze ervoor. “My family and I can never forget that Belgium welcomed us, and let us rebuild ourselves in this way.” Hoewel het lastig is om in een ander land te wonen, waardeert ze de mensen om zich heen enorm. Ze is vooral goede vrienden met haar buren. “I can’t tell you how good they are.” Sommigen van hen ziet ze zelfs al als betere vrienden dan haar vrienden in SyriĂ«. Ze vindt het een beetje ‘fout’ van zichzelf om te zeggen, maar ze denkt dat die acceptatie bij haar in de buurt mede komt doordat ze christen is. Als mensen weten dat je vluchteling bent, ben je al ‘vreemd’. Doordat ze christen is, valt er een verschil weg.

 

toekomstgericht

Linguapolis helpt dus vluchtelingen om in het hoger onderwijs terecht te komen waar zij hun ambities kunnen verwezenlijken. De leeftijdsgroep van de vluchtelingen, van achttien tot dertig jaar, is dan ook niet toevallig. Zij hebben nog de leeftijd om te gaan studeren, dat hele proces te doorlopen en er een toekomst mee te creĂ«ren. Voor de achttienjarigen zoals Nader, is het jammer dat ze net buiten het leerplichtsysteem vallen. Engelen: “Vluchtelingen onder de achttien worden in klassen geplaatst waar ze Nederlands leren en daarna het middelbare onderwijs afmaken. Zij die ouder zijn vallen buiten het systeem, terwijl ze even grote ambities hebben. Nader wil bijvoorbeeld Burgerlijk Ingenieur worden en was primus in zijn klas, natuurlijk moet hij dat dan doen!”

 

Hoe graag Engelen het ook had gewild, Linguapolis kon niet iedereen helpen. Er was ‘maar’ genoeg geld ingezameld voor tien trajecten en er waren uiteindelijk 32 kandidaten. De toewijzing van de beurzen was dus een harde keuze. Het moest gaan om studenten met veel potentieel, met ambitie, en mensen die al een West-Europese taal hadden gestudeerd. Het kennen van het westerse alfabet en weten hoe je een taal studeert, maakt snel Nederlands leren gemakkelijker. Engelen hoopt dat ze voor volgend jaar minstens evenveel beurzen kunnen financieren. De fondsenwerving voor 2017-2018 is dan ook al gestart: de opbrengst van de UAntwerpen-quiz op 16 november gaat naar het taaljaar en giften in het universiteitsfonds en andere initiatieven zijn ook meer dan welkom. De hoeveelheid geld die zo bij elkaar gebracht wordt, bepaalt hoeveel vluchtelingen Linguapolis kan helpen.

 

eerlijk

Ondanks de grote hulp van Linguapolis is het voor vluchtelingen als Carol en Nader niet altijd even gemakkelijk. Doordat hij al vaak verhuisd is, heeft Nader al veel van BelgiĂ« gezien: Namen, Luik, Gent, Brugge, Mechelen 
 Nu woont hij alleen in een studio in Lier. En dat is wat hij het moeilijkste vindt aan zijn leven hier, “het alleen zijn”. Zijn familie is nog in SyriĂ«, omdat de reis te moeilijk en te duur is. Natuurlijk mist hij ze, maar hij is ook heel blij met de kansen die hij hier krijgt. Wat hem daarnaast dwars zit, is het onbegrip dat hij soms ervaart. Zo was hij een tijd geleden op een middelbare school voor een kennismakingsgesprek. Ze dachten daar dat hij de buitenlandse student was die bij hen een onderzoek wilde doen. Pas halverwege het gesprek zei iemand: “Die vluchteling zou vandaag toch ook komen?” Toen hadden ze het pas door. Ze geloofden niet dat hij een vluchteling was en hadden zich hem anders voorgesteld. Zijn jeans, zijn jas, zijn telefoon en verzorgde uiterlijk pasten niet bij hun verwachtingen. Nader zegt dat ze dachten dat hij “een lang wit kleed” zou dragen. “Dat dragen wij nooit.”

 

We just came here, because it’s safe.

 

Carol durft, ondanks alle vriendelijkheid, niet altijd zichzelf te zijn. Als ze met haar man boodschappen doet en ze spreken Arabisch met elkaar, kijken mensen hen heel anders aan. Daardoor spreken ze liever niet in het openbaar met elkaar. Ze hoopt dat mensen begrijpen dat ze hier niet zijn omdat ze dat willen of om te ‘profiteren’. Vroeger kwamen veel SyriĂ«rs naar Europa als toeristen en andersom ook. Maar de meeste mensen die ze kent, hebben het hier helemaal niet beter dan thuis. Veel artsen en handelaars zijn hier “een zero”. Mensen met jarenlange ervaring moeten thuis zitten, omdat hun diploma’s niet worden erkend en ze maar moeilijk werk vinden in hun sector. “We just came here, because it’s safe.”