Een oud schoolgebouw in Lier. Bij de receptie hangt een bordje met ‘Nijinsky hal’, naar de ster van het befaamde Les Ballets Russes. Op de speelplaats stopt een busje waar jongens en meisjes elegant uithuppelen. Elke maand volg ik een bijzondere opleiding. Vandaag word ik danser.
Bournonville
Een Deen uit de negentiende eeuw die geschoold was in het Franse ballet, leent zijn naam aan de ruimte waarin de les klassieke dans doorgaat. Van de vier hoge wanden van de Bournonvillezaal is er een die bestaat uit spiegelglas. Langs de drie overige wanden loopt een houten barre waaraan de drieëntwintig danseressen en vijf dansers zich opwarmen. Voordat de les begint, groet Jan Zobel, de artistieke directeur, de tweede- en derdejaars en de leerlingen van de middelbare school die op bezoek is. “Goedemorgen”, blijft hij herhalen tot ze allemaal in koor zijn groet beantwoorden. Hoewel hij gewoon in jeans en hemd gekleed gaat, staan zijn benen in vijfde positie: de buitenkant van de ene voet tegen de binnenkant van de andere en de tenen van elkaar wegkijkend.
“Okidoki,” zegt lerares Ingeborg, “let’s start.” Ze doet enkele bewegingen voor, dan valt Frank in van achter de vleugelpiano in de hoek en zwiepen achtentwintig benen tezamen naar voren en naar opzij. Verbazingwekkend snel memoriseren de leerlingen de opgelegde pasjes. Het dansen wordt complexer en de muziek versnelt. Niets blijkt zo makkelijk als je laten meevoeren door de schoonheid van ballet. Wel jammer dat niemand roze draagt. De groep die voor me staat lijkt eerder weggelopen uit ‘Fame’, inclusief beenverwarmers. Tussen het oefenen door worden geregeld kledingstukken uitgedaan, broekspijpen opgetrokken of haar weer opgestoken. Af en toe haakt een danseres af wegens een blessure. Iemand die aan de kant zit, kraakt haar rug. Een anders meisje smeert een zalfje over haar rechterdij.
Astaire
Dat het lichaam centraal staat in de opleiding wordt nog eens duidelijk in de les Pilates die het eerste jaar volgt. Negen meisjes liggen op hun rug op een matje en houden een soort wiel tussen de voeten omhoog. De vloer in dit lokaal is harder dan in de vorige zaal. Normaal gaat hier de tapdansles door, vandaar het bordje met ‘Astaire’ op de deur. Terwijl de meisjes achteruit en weer vooruit rollen zegt lerares An: “Feel strong inner thighs.” Meer en meer maakt deze dag duidelijk dat dans een demonstratie is van lenigheid en sierlijkheid, van zeldzame lichaamsbeheersing.
In de Bournonvillezaal zwijgt de piano. Tijdens de les hedendaagse dans geeft ‘Fighting Temptation’ van Beyoncé en Missy Elliot het ritme aan. De dansers en danseressen gooien gejaagd en vingerknippend hun handen in alle richtingen om hen heen. Het gezicht wendt zich telkens van de actie af. Wanneer de dansleraar een sneller tempo aangeeft, barst de chaos los. Slechts één jongen kan volgen. Zijn medeleerlingen reageren met ontzag. Zijn leerkracht moedigt hem aan: “Once you have got the system, you can play with it. Use your fantasy.” Geïnteresseerden van de kunsthumaniora vullen de deuropening.
Middagpauze. De witte, plastieken tuinstoelen en -tafels vormen een terrasje op de speelplaats. Het conservatorium zorgt voor de maaltijd: brood, vlees, yoghurt, appels en druiven. Tijdens het eten valt de intimiteit van de opleiding op. De eerste en tweede bachelor passen in een bescheiden kring rond twee tafels. Erg groot is de arbeidsmarkt voor afgestudeerden niet.
Graham
Tijdens de workshop ’s middags wordt de groep in twee gedeeld. Eentje oefent in de Grahamzaal een choreografie van Ann Van den Broek in. De muziek klinkt springerig en zenuwachtig. Zo danst het gezelschap ook, zonder de controle over het lichaam te verliezen. In deze zaal staat een percussieset op een podiumpje. Percussie wordt gebruikt bij moderne dans, waarvan de Amerikaanse danseres en choreografe Martha Graham de grondlegger was. De tweede groep oefent een gevechtscène in. De aanvaller trapt, de verdediger springt over het been. De ene bukt zich, de andere rolt over de gebogen rug. Klokslag drie uur deelt een computerstem mee: “It’s fifteen hours.”
Hoog in de oude danszaal valt de lentezon door de ramen. Aandoenlijke ventilatoren hangen aan het plafond en het eetzaaltje om de hoek doet me denken aan de refter van mijn kleuterschool. De bijzonderheid van deze opleiding valt gemakkelijk te vergeten doordat de omgeving bijna provinciaal aandoet, maar Jan Zobel, zelf opgeleid in Duitsland, Rotterdam en New York, bevestigt wat de Engelse voertaal al liet uitschijnen: het Koninklijk Conservatorium heeft met studenten uit Polen, Rusland, Japan, Ierland, de Verenigde Staten en Portugal een internationaal karakter. In september 2010 verhuist de opleiding naar de nieuwbouw op kunstcampus deSingel. In tegenstelling tot het huidige – best charmante – isolement in Lier zal daar de essentiële kruisbestuiving met andere disciplines mogelijk zijn. Misschien helpt de nieuwe locatie ook het tekort aan mannelijke studenten weg te werken. De artistieke directeur vreest dat de perceptie voor jongens wat tegen zit. “En dat terwijl dansen net heel intens, fysiek en stoer kan zijn”, voegt hij er met enige fierheid aan toe. Hij heeft gelijk.