de hemel boven Seraing-Ougrée

Winants & de Walen
23/03/2015

Le plat pays, qui est le mien. Er zijn maar weinig Belgen die hun liefde voor het vaderland zo vurig en passioneel declameren als Jacques Brel. Hij was hard en cynisch voor ‘zijn land’ in zijn chansons, maar hij zalfde onmiddellijk. Brel was noch Vlaming, noch Waal, noch Brusselaar. Neen, Brel was vooreerst Belg. Trots op elke verborgen uithoek van zijn land. Ook op Wallonië, het onbekende vraagstuk voor menig Vlaming.

Seraing-Ougrée. Onbekend en onbemind. Een oord diep verscholen in het Waals grondgebied waar niets gebeurt, desalniettemin doordrenkt in een geschiedenis waar het hoofd door duizelt. Geen mooie stad, wetende dat een tiental kilometer verder Luik – ik hoop dat u de Primark nog steeds negeert – schittert. Eerder een plek met diepgewortelde en uitgestreken wallen en rimpels die industriële revolutie schreeuwen. 

 

Hij ruikt het. Hij proeft het. De assen van de mastodont, uitgestrooid doorheen de ribbenkast van de aangrenzende steden. Een stalen reus woonde een halve eeuw geleden in deze regio en plantte hier het zaad van een revolutie op het Europese vasteland. Zijn naam was John Cockerill en zijn sporen zijn onuitwisbaar. De alfa en de omega. Hyperbolisch allemaal, maar verre van een understatement.

 

Na de totale omwenteling in Groot-Brittannië in de 19de eeuw was het België dat als eerste volgde om de moderniseringen van die tijd toe te passen. België of all places.

 

John Cockerill & Cie. is nationaal erfgoed, een patriottistisch symbool, een ijzeren vuistslag in het aangezicht van industrieel Europa rond de 19de eeuw en een gigant onder dwergen, maar tevens een monster dat talloze gedaanteverwisselingen heeft ondergaan. ArcelorMittal, zo heet diens laatste transformatie. Daardoor is Seraing-Ougrée een onvervalste arbeidersstad zonder poespas, zonder extra’s, zonder verbloemingen. Tot viermaal toe ben ik cafés tegengekomen met de naam "Café". Waarom poëtische namen geven aan een bierhuis als je die evengoed kan herleiden tot de ware essentie?

 

Er is een plek in dit godvergeten gebied waar je België ziet samenvloeien. Rampe du Pont d’Ougrée heet het. Een oerlelijke en zielloze brug over de Maas, waar camioneurs en autobestuurders hun motorisch geweld laten ronken. Daar, bloedrood en furieus, ligt een hellepoort. Op diens vervaarlijke ingang staat ‘Chaudron de Sclessin’, oftewel ‘Kookketel van Sclessin’. Daar, allesomvattend, ligt Cockerill-Sambre, oftewel ArcelorMittal. Een slapende vulkaan die elk moment kan uitbarsten. Daar, staalhard, liggen de arbeidershuizen van Seraing en Ougrée. Verspreid rondom de Maas als zwart-witte ansichtkaarten voor Belgiës (r)evolutionaire verleden (en heden).

 

Aan de ene kant het gejoel van duizenden voetbalsupporters die wekelijks een hel licht over de Maas etaleren. Aan de andere kant de zwarte rookpluimen die het licht trachten te blokkeren en de mens met de neus terug op de feiten drukken. De industriebekkens van Luik bieden geen antwoorden op universele thema’s, ze diepen ze verder uit. Sartre zou zich hier in zijn nopjes voelen.

 

Daar, langs de Maas, in het godvergeten hol van Seraing leeft men van dag tot dag. Niettemin, om de drie jaar gebeurt er iets exceptioneels mooi in deze Waalse gemeente. La Rue Marnix, La Rue Cockerill of La Rue Pierres lijken doodgewone straten in een banale staalstad. Niets wezenlijk interessants ademt er, buiten kinderen op fietsen, zonen en dochters, beloftes en leugens en rozen tussen het edelmetalen gewoeker. De ontwrichting van een land – van de mens – wordt op driejaarlijkse tred hier gesocialiseerd door twee andere reuzen. Kinderen van hun land, van ons land. Wat Hugo Claus op literair vlak doneerde aan het cultureel erfgoed, voegen de Dardennebroeders op cinematografisch terrein toe. Geboren en getogen in Seraing of all places, goden in Cannes.

 

Maar Seraing heeft naast beenhard realisme ook enkele geheime troeven op zak. Langs de machtige Maas is er ook plaats voor schoonheid en sierlijkheid. Een afgesloten en idyllische commune in de dystopie, genaamd Val Saint-Lambert. Wie zijn glaswerk graag peperduur en historisch heeft, trekt naar deze oase van kristal. Niettegenstaande, Seraing zelf is kitchen-sink kristal. Je ruikt het. Je tast toe en je proeft het.

 

Onherkenbaarheid en niemandslandisme. Dat is Seraing-Ougrée. Achter de megalomane stalactieten, die rook uitspuwen schuilt de geschiedenis van een land en van een wereldwijde aardverschuiving. De gevels van de arbeidershuizen en de op- en afrijdende bussen op L’Esplanade du Pont herbergen grootse gevoelens in een onbuigzaam karakter. Etsen van de menselijke psyche worden op je iris gebrand. Hier zijn geen citadellen, aflaten voor religieuze superioriteit of gezellige straatjes, enkel de harde kern. Zwartgeblakerde gezichten van staalarbeiders, rood-wit gecamoufleerde supporters en twee broeders die de stad een warm hart toedragen.

 

Een ruwe diamant in stasis. Niet voor watjes en enorm intrigerend.