memento vivendi, voor Marcel Proust

een lofzang

30/11/2018
memento vivendi, voor Marcel Proust (© Leo Nickolls | dwars)
Bron/externe fotograaf

Leo Nickolls


voor C., it was more than any laws allow

Ik herinner mij de zomer van vlak voor mijn eenentwintigste verjaardag. Hoe eenzaam ik toen was, daar C. er nog maar eens wijselijk toe had besloten zich niet langer een leven samen met mij voor te kunnen stellen en dat het ondraaglijk warm was, een warmte die de nagelaten sporen van haar aanrakingen uit mijn lichaam beukte. Dat ik elke dag, dankbaar voor de afleiding, naar mijn stupide studentenjob bij een bank ging, maar dat de avonden hierdoor dan ook langer dan ooit leken, zo lang dat ik niets beters had gevonden dan mij op te sluiten in het drieduizend pagina’s tellende meesterwerk Op Zoek Naar de Verloren Tijd.

 

Ik herinner mij dit als één van de mooiste zomers uit mijn leven want er gebeurde niets, maar door mijn lectuur van deze schijnbaar oneindig uitgerekte Orfische ode werd dit niets ontsloten als een samengebald brandpunt van alle zinnelijke ervaringen die zich in mij geaccumuleerd hadden. Wat Proust met zijn oeverloos (als in immer kolkend, de vaste grond onder onze voeten eroderend) meanderende zinnen toont, is hoe, op de meest onverwachte momenten, wanneer het plot van de alledaagsheid even op adem lijkt te moeten komen, hoe net dan de volheid van het leven zich over ons kan uitstorten. Herinneren is hier een morele imperatief, waarzonder we eigenlijk niet kunnen beweren waarlijk te leven, zoals Plato bij monde van Socrates vond dat een leven dat niet bestudeerd werd, niet de moeite waard was.

 

Dit maakt van de Recherche tegelijkertijd apologie en elegie. Het mag geen toeval heten dat het laatste deel, De Tijd Hervonden, zich concentreert (en de etymologische verwantschappen met concentrisch ware nooit zo duidelijk) in de tijdsspanne gedurende en vlak na de Groote Oorlog, een duidelijk breekpunt in het verhaal van de geschiedenis waarna de landerigheid die 'verteller Marcel's herinneringen donkergoud kleurt, voorgoed verloren leek. Hier wordt het begin van een twintigste eeuw aangekondigd waarin steeds minder plaats zou zijn voor een in zichzelf gesloten harmonie. De geschiedenis kwam ongedurig aan de deur kloppen om haar deel te eisen. Alle paradijzen zijn verloren paradijzen, is één van de meeste bekende zinnen uit de cyclus, een intuïtie die Proust in de vingers leek te branden tijdens het optekenen van zijn herinneringen ten einde ze te behoeden voor het lot van alle dingen wanneer wij uit de Lethe drinken. De roman fleuve als alternatief voor deze laatste rivier.

 

Maar meer nog dan dit alles, is dit boek een overweldigend monument voor de Liefde.

 

Waarmee niet gezegd wil zijn dat het hier om een onverkapte autobiografie gaat. De Recherche is zoals elke roman die naam waardig eveneens metaroman. Proust ziet zich genoodzaakt om tegelijkertijd te herinneren en te mediteren over deze bezigheid. Wat betekent het terug te kijken naar het kind dat wij ooit geweest zijn en wat gebeurt er wanneer dit kind vanuit de tijd naar ons terugkijkt? Bildung is bij uitstek een romanesk gegeven omdat dit niet iets is wat zich zonder meer in een leven voltrekt, maar zich, zoals het woord zelf zegt, alleen in terugblik laat opbouwen. De verloren tijd die hier geëvoceerd wordt, maakt fundamenteel deel uit van de identiteit van de 'zich-herinnerende', het is de broeikas waarin hij werd gezaaid, en de taak die Proust zichzelf heeft opgelegd is die van de tuinier die even liefdevol de bloemen koestert, als genadeloos het onkruid uittrekt, in deze kunstmatige gaarde van Eden.

 

Want ook, ja ook, want Proust is veel, zo niet alles, een duizelingwekkend té-veel, is dit het sardonische stilleven van het sociologische snijpunt tussen (petite) bourgeoisie en een reeds anachronistische adellijke klasse die zich misschien wel voor het laatst in de ivoren marge van de geschiedenis mochten ophouden. De verloren tijd is evenzeer een tijd die verspild werd aan onbeduidende causerieën en kleinzielig hartstochtelijke vetes gebaseerd op sociale omgangsvormen van weleer. Het observatievermogen van Proust fileert fijnzinnig dit gemaquilleerde karkas van ongeschreven geboden en verboden en vat aldus in marmer een onschuld die haar eigen onhoudbaarheid reeds in zichzelf droeg. De onmiskenbare weemoed die deze modernistische kathedraal schraagt, ligt hem in de wetenschap dat een dermate grote onschuld vanaf heden voorgoed tot het verleden zou behoren en dit overigens niet ten onrechte.

 

Maar meer nog dan dit alles, is dit boek een overweldigend monument voor de Liefde. In zijn beschrijvingen van de velerlei liefdesverhoudingen die zich doorheen de zeven delen (én door elkaar heen) wijdvertakt en afwisselend in stroomversnelling dan wel als ware het achter een dam ophopend, ontwikkelen, toont Proust zich nu net van zijn meest realistische kant. Of durft u te beweren dat die eerste kus met de grote geliefde in werkelijkheid niet het equivalent van tien volgeschreven pagina's duurde? Heeft u zelf nooit net als Swann avonden doorgebracht in het meest onbeduidende gezelschap in de hoop slechts even een glimp van Haar op te vangen? Kan u werkelijk beweren dat dit ene muziekstuk u niet telkenmale tot tranen toe beroert omwille van de wetenschap die het verklankt, namelijk dat alles nu eenmaal immer voorbij lijkt te moeten gaan? En bent u werkelijk zo vermetel mij voor te liegen dat u niet nu nog soms in bed, tussen waken en slapen in, hoopt dat uw moeder, ingaand tegen de wil van uw vader, naar boven zal komen om u voor de nacht valt in te komen stoppen zodat u tenminste voor even nog zou kunnen geloven dat alles goed was en deze warme behaaglijkheid voor eeuwig zou blijven duren?

 

Lees Proust, u heeft genoeg tijd verloren.

 

Deze lofzang werd geschreven naar aanleiding van de volledige heruitgave van Op Zoek Naar de Verloren Tijd in het Nederlands.