De homo sapiens studentus, of dwarsligger in de volksmond, is een bijzondere soort. Naast de kenmerkende activiteit van studeren, staan de exemplaren van dit ras vooral bekend als genieters van het (nacht)leven. Hebben zij ook andere geheimen prijs te geven? dwars zoekt het uit in hun natuurlijke habitat: het ouderlijke huis.
Je leest het goed. We presenteren je geen kotstudent in deze editie. De dwarsligger deze maand is (de wervel van) Julie Colpaert. Vier weken zonder onze hoofdredactrice in het redactielokaal, dat weegt. Tijd om een ziekenbezoekje te brengen en haar weer in dwars te krijgen, me dunkt. Ik klop aan zonder tros druiven en gewapend met een dictafoon.
Vele koffiedates hebben we al op onze teller, maar het is de eerste keer dat ik haar in bed aantref. Wat doen vier weken stilliggen met onze spring-in-het-veld? Ze grijnst: “Die vraag stel je alleen omdat je mij te goed kent!” Ik was mijn handen in onschuld. “Ja, mijn oma zei altijd al dat ik geen ‘zittend gat’ heb. Ze heeft geen ongelijk vrees ik. En ik herinner mij dat mijn ouders mij vroeger met een kookschort aan de stoel bonden zodat ik niet ging lopen tot iedereen van tafel mocht. Al kan dat misschien ook aan de voorgeschotelde kookkunsten liggen … Ik heb er alleszins een voorliefde voor lang en uitgebreid tafelen aan overgehouden. Maar jij alludeert uiteraard op mijn ongeval.” Haar stem klinkt even weer serieus. “Ik besef heel goed hoeveel geluk ik heb gehad. De aanrijding heeft mijn hele leven in tien seconden compleet overhoop gehaald. Maar ik mag niet klagen. En ik word ongelooflijk goed in de watten gelegd: post, bloemen, bezoek, taartjes en pralines … Ik word er alleszins niet magerder op.” Daar is onze moppentapster weer.
We krijgen gezelschap van Cécile. “Ze beschouwt mijn schoot als een upgrade van haar mandje”, verklaart Julie. Wanneer ik beken dat ik toch meer een hondenmens ben, veert Julie bijna overeind. “Katten hebben bij mij toch een streepje voor. Ik hou van hun onafhankelijkheid. Ze hebben iets majestueus over zich. Al blijft mijn favoriete dier bij uitstek toch wel de koningspinguïn.” Of ze zichzelf misschien spiegelt aan hun onhandige manier van lopen? “Lach maar! Ik zou mezelf heel graag even elegant zien voortbewegen als Cécile, maar helaas heb ik twee linkervoeten.” Ze haalt haar schouders op. “Laat het ons erop houden dat ik motorisch gestoord ben dankzij mijn kleine voeten: een schoenmaat 38 ten opzichte van mijn 1 meter 78? Logisch dat ik snel omval!” De voorbeelden van Julie haar onhandigheid zijn ondertussen legio en legendarisch. Onze variaronde tijdens vergaderingen kunnen onmogelijk saai genoemd worden dankzij haar verhalen over knallen tegen glazen deuren en kommen soep die in handtassen belanden. “De frase ‘schaamrood op de kaken’ is mij inderdaad niet vreemd”, lacht ze.
We halen nog andere variaverhalen op. Dat zijn er wel wat. Je verzamelt een hoop anekdotes op drie jaar tijd. “Drie jaar dwars”, zucht ze. We mijmeren even. “Wat een ongelooflijk schone tijd toch. Dat fantastische team, kunnen schrijven over wat jou interesseert: ik kan het iedereen aanraden!” Moest ik niet al in dit team zitten, ik zou me stante pede opgeven dankzij haar vurig enthousiasme. “Volgend jaar geef ik de fakkel door, maar dat ik het ga missen; amai mijne frak!” En dat wij haar gaan missen. Gelukkig fungeert ze in de tussentijd als bewaarengel. Vanuit haar bed, die hemel mag nog tientallen jaren wachten. Onze Julie krijgen ze niet klein!