Een federale kieskring als antwoord op de communautaire malaise?

Eigen gelijk eerst
20/09/2007
🖋: 
Auteur extern
Marnix Beyen, Dave Sinardet en Geert Lambert

Bij de Vlaamse partijen klinkt het bijna eenstemmig dat de moeilijke regeringsvorming de schuld van de Franstaligen is. Het antwoord is dan ook eenvoudig: meer regionaliseren en minder België. Of toch niet? Enkele prominente academici verzamelden zich en onder de naam Paviagroep pleiten zij voor een kieskring die de gewesten overstijgt. In deze federale kieskring zouden 15 van de 150 zetels toegewezen worden: Vlamingen kunnen dan ook op Waalse politici stemmen en vice versa. Spirit-voorzitter Geert Lambert is het niet eens met het pleidooi van Marnix Beyen en Dave Sinardet, twee UA-academici die verbonden zijn aan de Paviagroep.

Pro

De federale kieskring, een eigentijds electoraal instrument

Het voorstel voor een federale kieskring, dat in februari 2007 werd gelanceerd door de Pavia-groep, wordt door tegenstanders gemakkelijk afgedaan als een weinig vruchtbare poging om terug te keren naar een unitair België. Daarbij verliezen zij, al dan niet bewust, uit het oog dat in de Belgische geschiedenis nooit zoiets als een federale kieskring heeft bestaan en dat de bedenkers van het voorstel allesbehalve verstokte belgicisten zijn.

Het idee om 15 zetels van de Kamer van Volksvertegenwoordigers voor te behouden voor afgevaardigden die zijn gekozen in een federale kieskring blikt niet nostalgisch achteruit. Het biedt integendeel een eigentijds antwoord op een probleem waarmee in wezen alle representatieve democratieën worstelen – het probleem, meer bepaald, hoe de fictie van de ‘volksvertegenwoordiging’ in een kiessysteem moet worden vertaald. Dat het 19de-eeuwse systeem, met kleine kiesomschrijvingen en dus sterk op hun lokale belangen gerichte vertegenwoordigers, niet aan het ideaal beantwoordde, werd al vroeg begrepen. Een tendens naar verruiming van de kiesomschrijvingen zette zich in, met het Nederlandse systeem van de ‘nationale kieskring’ als meest extreme manifestatie. Dat een dergelijk systeem ten nadele gaat van de nabijheid tussen de politicus en de kiezer, maken de recente ontwikkelingen in Nederland echter steeds meer duidelijk. Het voorstel van de Pavia-groep combineert de voordelen van beide systemen door aan elke kiezer twee stemmen voor de Kamer te geven: één om een vertegenwoordiger aan te duiden binnen een provinciale kieskring (of, tot nader order, in het arrondissement Leuven of Brussel-Halle-Vilvoorde) en één om een kandidaat te verkiezen die op de federale kieskring opkomt. Op die manier kan hij of zij zowel ‘lokale’ bekommernissen politiek laten meespelen als nationale preferenties te kennen geven. De partijen die zich presenteren op de provinciale en de federale lijsten kunnen dezelfde zijn, maar evengoed kunnen partijen voor de federale kieskring lijstverbindingen aangaan, al dan niet over de taalgrens heen. Op die manier kan zich ook voor materies die momenteel nog federaal zijn een reële democratische dynamiek ontwikkelen, los van alle lokale, regionale of communautaire belangen.

Is de combinatie van een lokale en een ‘nationale’ kieskring voor alle representatieve systemen heilzaam, dan geldt dit des te meer voor de complexe federale staat die België heet. In tegenstelling tot andere federale landen beschikt België sinds het einde van de jaren 1970 niet meer over nationale partijen. Het gevolg daarvan is een schrijnend democratisch tekort. De federale politieke instellingen worden immers bevolkt door politici die zich slechts tegenover één landsdeel hoeven te verantwoorden. Er is weinig verbeeldingskracht voor nodig om in te zien dat een dergelijke situatie communautair opbod in de hand werkt en een constructieve dialoog bemoeilijkt. Zij creëert een atmosfeer waarin problemen ‘onverwijld’ of ‘onvoorwaardelijk’ moeten worden opgelost of integendeel ‘onbespreekbaar’ zijn. Zelfs wie een verregaande staatshervorming nastreeft, is nochtans weinig gediend met dergelijke krachtwoorden. Dat hebben Yves Leterme en Bart De Wever de voorbije weken pijnlijk hard moeten vaststellen. Zowel voor wie de huidige federatie beter wil laten functioneren als voor wie haar verder op een democratische wijze wil uitkleden, biedt de federale kieskring mogelijkheden die in de huidige institutionele context ontbreken.

 

Marnix Beyen en Dave Sinardet zijn verbonden aan de Paviagroep en respectievelijk historicus en politicoloog aan de Universiteit Antwerpen.

 

Contra

Leuke denkoefening, maar niet realistisch

"Il y a en Belgique des Wallons et des Flamands. Il n'y a pas de Belges." De beruchte uitspraak van Jules Destrée is bijna honderd jaar oud en heeft nog niets aan actualiteitswaarde ingeboet. De federale verkiezingscampagne en de moeizame regeringsvorming illustreren het nog maar eens: we kennen elkaar niet, we begrijpen elkaar niet en er is meer onderling wantrouwen dan verbondenheid. Als je niet beter wist zou je denken dat de Vlaamse en Franstalige pers commentaarstukken schrijven over twee verschillende landen. De bekendste BV’s zijn over de taalgrens nobele onbekenden, terwijl Franstalige sterren als Cécile de France of Benoît Poelvoorde in Vlaanderen hetzelfde lot beschoren zijn.

Sinds de opsplitsing van de unitaire politieke partijen leven Vlamingen en Franstaligen ook politiek in twee verschillende landen. Er bestaan als het ware twee gescheiden democratieën die na de verkiezingen een gezamenlijke regering moeten vormen. Dat vergemakkelijkt de zaken er uiteraard niet op, maar het is nu eenmaal eigen aan een federatie met ruwweg twee gelijkwaardige delen. Denken dat je deze situatie rechttrekt met een leuke denkoefening als het voorstel van de Pavia-groep is om het zacht uit te drukken een tikkeltje naïef. Men kan de klok van enerzijds regionalisering en anderzijds Europese integratie niet meer terugdraaien.

Los daarvan is het voorstel ook hoogst onrealistisch. Een federale kieskring past in ons Belgische staatsbestel, dat is opgebouwd rond fragiele evenwichten, als een baksteen in een kaartenhuisje. Zo maken de paritaire samenstelling van de federale regering en de bijzondere meerderheden in het parlement het numerieke overwicht van de Vlamingen politiek ongedaan. In ruil is er een gegarandeerde vertegenwoordiging van de Vlamingen in Brussel. Het voorstel van een nationale kieskring zet dit alles op de helling. Het feit dat in het voorstel negen van de vijftien verkozenen Nederlandstalig moeten zijn, geeft trouwens al aan dat een nationale kieskring niet past in ons systeem.

Zolang het Paviavoorstel voor een federale kieskring niet gelijktijdig voorziet in de opheffing van de bovenvermelde grendels, draagt het niet bij tot een vermindering van de scheeftrekking van de democratie op Belgisch niveau. Het vergroot ze zelfs door de tweetalige kieskring B-H-V tot het hele Belgische grondgebied uit te breiden. Daarnaast voert zo’n kieskring een onhaalbare kiesdrempel in voor kleinere partijen.

De bedenkers van de federale kieskring beweren dat de gescheiden kieskringen afbreuk doen aan het democratisch gehalte van onze instellingen. Ik kan als Vlaming immers niet stemmen voor Elio Di Rupo of Michel Daerden. Maar is dat echt zo ondemocratisch? Ik kan me niet herinneren dat Freya Van den Bossche of Patrick Janssens op mijn stembrief stonden in Oostende. En toch zijn ze verkozen in het federale parlement. Is dat ondemocratisch? En zijn landen als het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, waar ook geen nationale kieskringen bestaan, dan geen democratieën?

En tot slot: stel dat Yves Leterme in een dergelijke prothese-kieskring verkozen raakt met achthonderdduizend Vlaamse stemmen en tien Franstalige, zou dat van hem een meer legitieme premier maken? Ik denk het niet.

 

Geert Lambert is voorzitter van Spirit