Een ochtend in februari. Op de straten ligt een sneeuwtapijt van 15 centimeter dik, dat al lang niet meer wit is. Ik ben sinds vorige week in Wenen. Mijn kaart ben ik thuis vergeten, met als gevolg dat ik nu de weg kwijt ben. Een gure wind blaast me binnen in één van de vele Kaffeehäuser die het Weense straatbeeld kleuren. De inwoners van de stad beschikken er al eeuwen over een tweede woonkamer. Zowel vroege vogels als nachtraven komen er kranten lezen, kletsen en roddelen. De meeste Kaffeehäuser kunnen op een lange geschiedenis terugblikken. Zo ook dit café, daarvan getuigen het ouderwetse interieur en de menukaart. Daar staat niet enkel op wat er te eten en te drinken valt, maar ook welke beroemde Oostenrijkers hier allemaal voor de slijtage van het meubilair gezorgd hebben. Wat mij op het moment Wurst is. Het is hier binnen warm en dat is wat telt.
Een kelner met een gezicht dat al even gladgestreken is als zijn pak vraagt wat ik wil drinken. Ik kijk op de menukaart. Koffie in alle maten en bruintinten maar hun namen klinken me allemaal even vreemd in de oren: Kleiner Schwarzer, Fiaker, Franziskaner, Melange, om er maar een paar te noemen. Uiteindelijk bestel ik dan maar een Melange. Van een tafeltje twee meter verder neem ik een krant. Het begint terug te sneeuwen. Gelukkig doet de kelner geen poging om me buiten te jagen, al is mijn krant al lang uit en mijn koffie al lang op. Ik blijf zitten tot de lucht is opgeklaard.
Een namiddag in april. Ook hier in Wenen is Koning Winter overmoedig naar het oosten getrokken. De bontjassen die twee maanden geleden parmantig over de Graben paradeerden zijn terug in de kast opgeborgen tot volgende herfst. Terrasjes schieten als paddestoelen uit de grond. Mijn stadsplan ligt nog steeds thuis; ik heb het ook niet meer nodig. Ik zit terug in hetzelfde Kaffeehaus. En nu weet ik wel wat die vreemde dingen op de menukaart allemaal betekenen. Niet dat de stad niets nieuws meer te bieden heeft, integendeel. Wenen is een gigantische Apfelstrudel, waar je zelfs na een verblijf van twee maanden nog maar een hoekje afgesnoept hebt.
Valérie Wechuysen m.m.v. Eva De Nef
De titel is een citaat van Thomas Bernhard