In april 2010 zette Vlaams minister Geert Bourgeois gebouw A van de campus Middelheim op de beschermingslijst van het Onroerend Erfgoed. Dit prachtige gebouw is je waarschijnlijk enkel bekend als het rectorale hoofdkwartier van de Universiteit Antwerpen. Achter de monumentale façade gaat echter ook een rijke koloniale geschiedenis schuil.
Gebouw A werd in 1920 door architect Walter Kuyck ontworpen om er de Koloniale Hogeschool te huisvesten. In deze Hogeschool werden jongemannen klaargestoomd voor een loopbaan in de kolonie. Een diploma van de Koloniale Hogeschool betekende immers de toegang tot belangrijke bestuurlijke functies in Belgisch Kongo. Naar aanleiding van de 50-jarige onafhankelijkheid van Congo ging dwars op de koffie bij twee alumni en haalde samen met hen herinneringen op aan een bijzondere studententijd.
Het meisjesinternaat en den Duits
Gaston De Laet (91) was student aan de Koloniale Hogeschool tijdens de Tweede Wereldoorlog. Vic Van Looveren (72) studeerde er midden de jaren ‘50. “Om toegelaten te worden, toegelaten moest je slagen voor een ingangsexamen”, vertelt Gaston. Dit examen bestond onder meer uit een maturiteitsproef, waarbij een voordracht helder moest worden samengevat, en een test van Latijn, Grieks of Wiskunde. In het hun eerste en tweede jaar moesten de studenten er ook verplicht op internaat. “Al vond ik dat helemaal niet erg,” lacht Vic, “er was een meisjesinternaat aan de andere kant van de straat. We kropen dan stiekem door het open raam en brachten de overkant een bezoekje. Er werd toch maar amper gecontroleerd.” Die controle was er wel toen Gaston studeerde. Vanaf december 1940 hadden de Duisters de school bezet en heerste er een strenge discipline en tucht. “Wie vijf minuten te laat in de les was, mocht tijdens het weekend niet naar huis.” herinnert Gaston zich. “Al waren er door de oorlog wel veel minder internen. Wie in de omgeving van Antwerpen woonde, zoals ik, kwam met de tram of de fiets.”
Vingerafdrukken in de Kongo
Eenmaal het diploma in de Koloniale en Administratieve Wetenschappen op zak, ging Gaston in het leger. Hij bleef in België en ging later aan de slag bij een bank. Voor Vic kon het Kongolese avontuur pas echt beginnen. “Iedere nieuweling moest eerst een stage doorlopen. Nadien was er de keuze tussen een carrière binnen het gerecht, of doorgroeien naar de functie van gewestbeheerder en andere hoge administratieve posten. Op die manier werd ik ‘specialist vingerafdrukken’ bij het parket in Stanleystad (Kisangani, nvdr.)”, vertelt Vic , “Al was het wel meteen duidelijk dat de Afrikaanse realiteit sterk verschilde van wat we school leerden.” Dat was voor Vic niet altijd even gemakkelijk. “Als bleu heb ik daar dingen gezien waarvan mijn haren recht omhoog gingen staan. Bij een bankoverval bijvoorbeeld had een blanke een moord gepleegd. De procureur liet ons expres lang wachten zodat de dader kon vluchten.”
Ik heb daar dingen gezien waar mijn haar recht van omhoog ging staan.
Ook andere gebeurtenissen shockeerden Vic: “In 1958 verbleef ik zes maanden in Leopoldstad (Kinshasa, nvdr.), het geweld daar is me altijd bijgebleven.” Toch hield Vic wel van wat spanning. “Hoewel het niet altijd veilig was, gingen we graag de brousse in. Ik was ne jonkman, er was thuis toch geen vrouw die op me wachtte. Bovendien was de ‘broussevergoeding’ royaal en de fles whisky deed de rest”, lacht hij. Dat we niet al te fier mogen zijn over het Belgische koloniale verleden, vinden ook Gaston en Vic. Terugkijkend benadrukken beide heren dan ook dat België fouten heeft gemaakt. Dat er geen Kongolezen in het bestuur werden opgenomen zit hen nog steeds hoog, want de Kongolezen waren daardoor niet voldoende degelijk voorbereid op de onafhankelijkheid. “Zelfs einde jaren ’50 waren er geen zwarte stagiairs bij het parket”, herinnert Vic zich nog. “Als zwarten in dienst werden genomen, dan mochten ze enkel processen uittypen. Dat was ontzettend jammer. Na de onafhankelijk kon de procureur-generaal niet eens vervangen worden. In Stanleystad was er immers geen enkele hoog opgeleide Kongolees.”
Art deco pareltje |
---|
Toen Belgisch Kongo onafhankelijk werd, had de Koloniale Hogeschool geen bestaansreden meer. In 1961 fuseerde ze met de Rijkshandelshogeschool en het Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken tot het RUCA. Vandaag de dag behoort het gebouw dus tot de Universiteit Antwerpen. Deze architecturale parel Dit prachtige bouwwerk is zeker het bezoeken waard. Zijn huidige art-deco allure verkreeg het bij de heropbouw in 1931. Een felle brand einde jaren ’20 had het gebouw ernstig beschadigd. Wie goed kijkt, bemerkt boven de hoofdingang de vijfpuntige ster uit de vlag van Belgisch-Kongo. Ook de voormalige directeurswoning van de school, de zogenaamde Villa Laude op de campus Middelheim, baadt met zijn zuilengalerijen nog geheel in de koloniale sfeer. |
Boekhouden, Lingala en landbouw
Om de studenten voor te bereiden op het leven in Belgisch Kongo, was het lessenpakket van de kolonialen in spe erg gevarieerd. Naast algemene vakken zoals economie, boekhouden en filosofie, werd ook veel nadruk gelegd op talenkennis. De opleiding werd vanaf het derde jaar tweetalig Nederlands-Frans. Bovendien stonden ook Engels, Portugees en inheemse talen, zoals Swahili en Lingala, op het programma. Tijdens de oorlogsjaren kwam daar ook nog eens Duits bovenop. “Al werd die Duitse prof door ons wel erg gepest”, gniffelt Gaston. Daarnaast volgden de studenten ook zeer specifieke vakken zoals plantkunde van Kongo, landbouw- en bouwtechnieken. “Als gewestbeheerder moest je immers het timmerwerk of de oogst kunnen controleren”, legt Gaston uit. Ook leerden de studenten hoe ze met de inheemse bevolking zouden moeten omgaan. “Er werd ons bijvoorbeeld geleerd dat we de zwarten niet mochten slaan en dat we met de stamhoofden moesten onderhandelen en overeenkomsten sluiten.” De professoren waren veelal oud-kolonialen, die hun ervaringen over brachten aan de studenten. Toch waren ze niet altijd even overtuigend. “De prof van plantkunde deed zich altijd heel ervaren voor, maar volgens mij is hij gewoon naar Kongo gegaan, heeft daar tussen twee bomekes gepist en is dan snel weer teruggekomen”, lacht Gaston.
Belgisch Kongo in een notendop |
---|
Dat België opgescheept zit met een ietwat wrange koloniale nasmaak, heeft het in feite te danken aan de imperialistische dromen van wijlen koning Leopold II. Die wilde namelijk niet achterblijven in de Europese wedloop om kolonies. Pogingen om Cuba en Guatemala onder zijn hoede te krijgen, mislukten echter. Via handig diplomatiek gemanoeuvreer verkreeg Leopold II op 29 mei 1885 toch zijn eigen stukje van de Afrikaanse taart: de Kongo Vrijstaat. Dit uitgestrekte gebied in het Congobekken was privé-bezit van Zijne Majesteit en had de facto slechts één doel: zo veel mogelijk winst genereren. Dwangarbeid en lijfstraffen werden hierbij niet geschuwd, wat heel wat internationale verontwaardiging uitlokte. Door negatieve rapporten over de wantoestanden in de kolonie, zag België zich in 1908 genoodzaakt om de Kongo Vrijstaat over te nemen. Belgisch Kongo was geboren. Toch bracht deze overname voor de inheemse bevolking niet veel zoden aan de dijk. Het systeem was bureaucratisch en gedurende decennia hadden de blanken de bestuurlijke touwtjes stevig in handen. Na de Tweede Wereldoorlog weerklonk op het Afrikaanse continent de roep om dekolonisatie en onafhankelijkheid steeds luider. In verschillende staten werden systemen geïntroduceerd om de onafhankelijkheid voor te bereiden, maar in Belgisch Kongo wilde men daar niet van weten. Elke weerspannigheid werd met harde hand de kop ingedrukt. Toen in Leopoldville en Stanleystad in 1959 echter bloedige onlusten uitbraken, werd de druk op het Belgische bestuur zo groot dat hals over kop werd beslist de onafhankelijkheid uit te roepen. Koning Boudewijn droeg op 30 juni 1960 de macht officieel over. De Republiek Congo was een feit. |