Rekenen, tellen en presteren: het financieringsdecreet doorgelicht

Dossier financiering
22/11/2007
🖋: 

Op 1 januari 2008 is het zover: het nieuwe financieringsdecreet dat deze maand door het parlement goedgekeurd zal worden gaat dan van kracht. Het plan van Vlaams minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (sp.a) is ambitieus. Niet alleen wil hij dat de kwaliteit van het onderwijs naar omhoog gaat, hij wil ook een tweede democratiseringsgolf: er moeten meer studenten uit kansengroepen in-, door- en uitstromen. Op die eisen is er weinig aan te merken. De manier waarop hij zijn doel wil bereiken is echter omstreden. Maar voor we daarop ingaan, lijkt het ons goed om het decreet eerst wat toe te lichten.

Geld verdelen

In het oude systeem werden de instellingen steevast gefinancierd op basis van studentenaantallen. Het nieuwe model is echter sterk resultaatsgericht: de instellingen worden gesubsidiëerd op basis van behaalde studiepunten en diploma’s en er wordt ook gekeken naar wat het onderzoek oplevert. Het gaat dan ook grotendeels om outputfinanciering. Enkel voor de eerste 60 creditpunten wordt er op basis van input gefinancierd, daarna krijgt de instelling pas geld als er resultaten worden geboekt.

 

In het nieuwe financieringsmodel wordt het geld verdeel onder drie luiken: een basisluik voor elke instelling, een onderzoeksluik en een onderwijsluik. Het onderzoeks- en onderwijsluik hebben op hun beurt elk een vast gedeelte – een ‘sokkel’ – en een variabel deel. Het onderwijs telt voor 55% van de inkomsten, het onderzoek krijgt 45%.

 

Bij het variabele onderwijsluik tellen onder andere de OBE’s mee. Dit zijn de onderwijsbelastingseenheden. Ze zijn het product van het aantal studenten met een factor volgens de studiekost per studierichting. Een student uit de exacte wetenschappen is op die manier twee tot drie keer meer waard dan iemand die een humane wetenschap studeert en een student Geneeskunde telt zelfs voor iets meer dan vier, hij is het meeste waard.

 

Het onderzoeksluik is onder andere gebaseerd op het aantal master- en doctoraatsdiploma’s maar ook het aantal publicaties in A1-tijdschriften (internationaal gerenommeerde tijdschriften opgenomen in de ranking van Thomson Scientific) en het aantal keren dat een onderzoeker door collega’s in dergelijke tijdschriften geciteerd wordt, telt mee.

 

Behaviorisme

Eigenlijk is alles gebaseerd op een eenvoudig psychologisch principe: goed gedrag (hier is dat bijvoorbeeld veel diploma’s en veel publicaties) wordt beloond met geld, slecht gedrag wordt bestraft door de fondsen terug te schroeven. Het mag duidelijk zijn dat Vandenbroucke meer controle wil over het doen en laten van de instellingen, hij wil dat ze verantwoording afleggen voor hun daden.

 

Dit principe zet zich door in de verdere uitwerking van het decreet. De minister wil bijvoorbeeld dat de studieduur binnen de perken blijft: het bissen en trissen van vakken moet zoveel mogelijk worden tegengegaan, vandaar ook de outputfinanciering. Bachelor-na-bachelor en master-na-master opleidingen zijn bovendien geen prioriteit. Banaba’s bekostigt hij nog voor de helft, manama’s niet meer. In het nieuwe model is er bij uitzondering plaats voor een aanvullende opleiding als ze zeer kwalitatief, wetenschappelijk hoogstaand en arbeidsrelevant is. Opleidingen die niet gesubsidieerd zijn kosten tot 5600 euro en in speciale omstandigheden (met name als er sprake is van internationale gerichtheid, bijzondere kosten of samenwerking met de bedrijfswereld) kunnen instellingen zelfs tot 25.000 euro vragen. Van beurzen is hier uiteraard geen sprake meer.

 

Om de verantwoordelijkheid voor het vlot doorstromen niet enkel bij de instellingen maar ook bij de student zelf te leggen, voert de minister daarnaast ook het leerkrediet in. Het gaat om een soort van studierantsoen: een rugzakje van 140 studiepunten. Als je vakken opneemt, gaan de studiepunten eraf, als je er vervolgens een creditbewijs voor haalt, wordt je krediet opnieuw aangevuld. Als je echter door omstandigheden op nul belandt, dan krijgt de instelling geen geld meer. Een instelling kan dan ook weigeren om je in te schrijven. Als ze je toch willen inschrijven, dan betaal je het dubbele studiegeld.

 

Om zijn tweede democratiseringsgolf te bewerkstelligen, wil Vandenbroucke instellingen met een procentueel groot aandeel studenten uit zwakke groepen bevoordelen. Dit doet hij door beursstudenten tot anderhalf keer meer te financieren. Ook studenten die een Vlaams Fonds-nummer hebben (dit zijn mensen met een eerder ernstige handicap) en werkstudenten wil hij zo stimuleren om een hoger diploma te halen. De minister introduceert daarnaast nog een ‘aanmoedigingsfonds’. Hij verdeelt het budget over de 28 instellingen als extraatje om ze te stimuleren meer studenten uit achtergestelde milieus aan te trekken.

 

Kritiek

Daarmee zijn de grote krachtlijnen van het decreet kort uiteengezet. Iedereen is het erover eens dat er dringend nood was aan een nieuw financieringsplan en dat de doelstellingen van de minister nobel zijn. Concreet echter is er vanuit verschillende hoeken scherpe kritiek te horen over de manier waarop hij zijn doel wil bereiken.

 

Het is zelfs bijzonder moeilijk om echte fans van het decreet te vinden. VVS, de Vlaamse Vereniging van Studenten is er niet over te spreken en ook de vakbonden protesteren luid. Zowel de liberale als de christelijke vakbond zijn ronduit tegen en hoewel de socialistische vakbond wel akkoord gaat, doet ze dit eerder uit pragmatische overwegingen dan uit enthousiasme en bovendien hebben ze een hele reeks op- en aanmerkingen. Ook vanuit de academische wereld zelf klinkt er gemor. Er zou sprake zijn van een Mattheüsdecreet waarbij rijke faculteiten rijker en de minderbedeelden armer worden. De humane wetenschappen komen er met een andere publicatie- en onderzoekscultuur bekaaid af en ook het hoger kunstonderwijs en de hogescholen, die al structureel ondergefinancierd waren, zien hun middelen alles behalve stijgen.

 

In wat volgt zullen we de minister zelf laten reageren op de veelgehoorde kritieken op zijn model en laten we ook enkele criticasters en voorstanders van het decreet aan het woord.