Uit een poll van Radio 1 bleek dat ‘Het verdriet van België’ het meest ongelezen boek is. De kans bestaat dus dat u nog nooit een letter van deze klassieker gezien heeft. Voelt u zich door de heisa rond de overleden auteur toch niet moreel verplicht om die literaire leemte weg te werken, dan kan u nog altijd naar het theater. Tot eind april brengt Josse De Pauw in de Bourla ‘De versie Claus’. Om uw mannetje te staan in belezen gezelschap bent u met dit interview alvast ook op de goede weg. Een gesprek over de held en de leugen, de hamster en de overdaad – en stiekem ook over de domme interviewer.
Na de dood van een bekend persoon wordt vaak gepoogd om in hommages een beeld te vangen van de artiest. Het beeld van Claus dat de voorstelling centraal stelt, is dat van... een hamster.
Josse De Pauw Hugo Claus is ooit omschreven als een Vlaamse Reus – een konijnenras – maar hij zag zichzelf liever als een hamster, die verzamelt en verzamelt, en zich dan verschanst. Een gepaste metafoor voor de kunstenaar en zijn observeren, luisteren, lezen en – na een langdurig herkauwen van dat materiaal – schrijven. Hugo Claus vergeleek zich ook met de hamster omwille van diens bolle wangen: dat dier eet altijd, net zoals de schrijver. Claus had vraatzucht. Hij weet dat aan de oorlog, maar eigenlijk at hij gewoon ontzettend graag, veel, en lekker.
Claus nam vaak verschillende poses aan en hekelde de leugen niet. Integendeel, voor hem “ligt de redding van de wereld in de leugen”. Doorprikt de voorstelling iets van het mysterie rond Claus, of werkt ze mee aan de leugen?
De Pauw Voor mij is er geen mysterie. Claus zei zelf dat de leugen enkel een redding voor de wereld inhoudt, zolang je ze maar niet gelooft. Die voorwaarde is belangrijk: hij wíl niet dat we zomaar aannemen wat hij zegt. De voorstelling voegt niets toe aan Claus’ citaten uit twintig jaar interviews (gebundeld in het boek ‘Groepsportret, een leven in citaten’ van Mark Schaevers, nvdr.) en behoudt de contradicties die daarin vaak voorkomen. Claus heeft het trouwens expliciet over dat verzinnen: “Een mens”, zei hij, “geeft al eens valse berichten over zichzelf, zoals een vrouw liegt over haar leeftijd.” Hij is altijd erg bezig geweest met de leugenkwestie en het overdrijven van poses, wat deze auteur dan ook aan een acteur verbindt - twee chiquere figuren van de leugenaar. Hij vond de spelende mens de enige met bestaansrecht. Hij wou balletdanser zijn en grands écarts maken, ondanks zijn niet al te mager figuur. Als er geen actrices bestonden, dan zou hij met travestieten zijn omgegaan.
Is het dit barokke spel dat u vooral boeit bij Claus?
De Pauw Ik werd niet vanaf het begin getroffen door zijn werk, maar had wel al op vroege leeftijd interesse voor de schrijver, wat wellicht met zijn ‘glamour’ te maken had. Ik was zestien toen ik hem begon te lezen en die periode was de glorietijd van Claus. Hij had in Parijs gewoond, schreef theaterstukken die heel erg op de tijdsgeest inbeukten, en was de enige schrijver die een jong publiek aansprak. Ouders hadden doorgaans een grondige hekel aan Claus, ook al omdat hij zich heel arrogant en dandy gedroeg, met zijn vreemde brillen en bontjassen en sigaretten. Het was voor mij als jongeman belangrijk om weten dat er een schrijver bestond zonder baard en pijp in de mond. Claus is die houding blijven volhouden, en is daarenboven ook nog gaan schilderen, films maken en regisseren. Hij was een renaissancefiguur die maar deed en deed, en daarbij de nek uitstak. Zelf houd ik wel van dat veelzijdige, al heb ik geen zin om me met Hugo Claus te vergelijken – nu niet en op de scène evenmin. Dat dóet een mens niet.
Claus vond de spelende mens de enige met bestaansrecht. Als er geen actrices bestonden, dan zou hij met travestieten zijn omgegaan.
U noemt zichzelf dan ook geen transformatieacteur – of zoals u eerder zei: “Een acteur kan niets anders dan zichzelf spelen, elke rol die ik speel behoort mij toe.”
De Pauw Inderdaad, en dat is misschien zelfs goed voor dit stuk: we brengen de echte woorden van de schrijver en het zou maar al te raar zijn als een acteur een soort van Hugo Claus zou neerzetten. Dat zou ongepast zijn en ook niet kunnen. Misschien ben ik dus wel de geknipte man voor deze voorstelling (lacht). Maar ik ben allesbehalve een Clausiaans acteur, die houdt van het uitpakken en het almaar spelen van vele, verschillende rollen.
Al heeft literatuur een trager verrottingsproces dan de mens, zoals Claus beweerde, toch was hij erg realistisch over zijn literair voortbestaan: hij zou al blij zijn mochten enkele regels van hem de tand des tijds doorstaan. Theater is een vluchtig medium. Is het onder andere daarom dat u zelf ook bent beginnen schrijven?
De Pauw Ik ben nooit gaan schrijven om boeken te publiceren. Mijn werk bestaat uit teksten die aanvankelijk geschreven waren voor het theater, dus verbonden aan de vluchtigheid van het spel. Andere teksten zijn geschreven voor de krant, ook al zo’n vluchtig medium. Pas later stelde mijn uitgever voor om al die teksten te verzamelen tot een soort van bladerboek. Ik heb een hekel aan boeken van columnisten, maar zo’n samenraapsel van allerlei teksten sprak me na een poosje toch aan. Natuurlijk ben ik geen schrijver als Claus, hoewel hij eigenlijk beweerde in hart en ziel een schilder te zijn. Maar voor het schilderen golden niet dezelfde regels: “Je kan een debiel zijn en toch goed schilderen, dat kan je je als schrijver niet veroorloven.” Claus wist veel, hij was tegelijk een quizzer én een speler. Dat merk je in zijn werk: door de vele lagen kon hij voor een breed publiek schrijven, gaande van lezers met een ruime mythologische achtergrondkennis tot zij die het werk lazen als een Bildungsroman of een oorlogsverhaal.
U vindt artistieke vrijheid erg belangrijk. Wordt uw creativiteit niet ingeperkt door een reëel persoon op het toneel neer te zetten?
De Pauw Ik vind dit echt iets voor mij. Ik heb altijd al een hang gehad naar documentaire in theater. Mijn eigen geschriften zijn allemaal gebaseerd op het leven om mij heen, waar ik dan vrij mee omga. De documentaire op die manier op de scène brengen, staat me heel erg aan. Alleen is dat hier wel heel kort op de man: ik heb Claus gekend en hij is net dood. Dat hoeft niet vervelend te zijn, maar het legt me wel druk op. Ik krijg het zeer warm soms. (lacht)
Wat is één van uw lievelingscitaten uit de monoloog?
De Pauw Het is een héél lekker stuk. (lacht) Er zijn wel een aantal citaten die ik bijzonder graag zeg... (Stilte) Hij heeft zowel met Elly Overzier als met Sylvia Kristel een zoon (Thomas en Arthur, nvdr.), waarover hij mijmert: “Ze zien mij als een rare oom, een flierefluiter die af en toe langskomt. Ik hou heel erg veel van hen, maar ik zie ze twee à drie keer per jaar, eerder toevallig.” En dan zegt hij: “Soms stel ik me hen voor als oudere mannen in de tuin, en hun kinderen vragen: ‘Wat was uw vader voor iemand?’ En mijn zonen antwoorden: ‘Hij tekende een beetje, geloof ik.’ - ‘Maar was dat dan de moeite waard?’, vragen mijn kleinkinderen. En dan hoop ik dat mijn zonen antwoorden: ‘Het was beter dan men tegenwoordig denkt.’” Dat vind ik zeer schoon. Hoe hij zijn werk in de toekomst inschatte. En dan ook dat beeld van de relatie met zijn zonen. Hij was absoluut geen familiemens, geen vaderfiguur. Hij zei altijd dat hij daarvoor geen talent had.
In een interview met Piet Piryns omschreef Claus zichzelf als “een keffer, een blaaskaak met nogal wat hiaten in zijn kennis”, “een Ubu Roi die zwelt en zwelt en zwelt.” Is dat ook het beeld dat voor u uit het boek ‘Groepsportret’ naar voren komt?
De Pauw Dit is maar één van de poses die hij aanneemt. Hij wist wie hij was en waar hij stond, maar hij vergeleek zichzelf ook regelmatig met Socrates, Homerus, Milton, Joyce ... Dat vind ik er zo geestig aan, dat het alle kanten uitslaat. Hij deed dat erg graag, provoceren. Dat was wat Vlaanderen, zeker toen, heel erg schokte. Van schrijvers werd een soort bedachtzaamheid verwacht, een soort van eruditie. Claus was wel erudiet, maar niet sereen, niet bedachtzaam; een dandy, en dat hadden we nog niet gehad.
Hoe verwerkt u het amalgaam van dialecten, eigen aan het werk van Claus, in de voorstelling?
De Pauw Ik spreek woord voor woord wat hij gezegd heeft, en dat is een Claus-taal. Zeer moeilijk om te leren, er staan immers weinig zinnen in die we in het alledaagse leven zouden zeggen. Ook in zijn interviews sprak hij een taal met een soort literaire klop, maar die toch Vlaams gekleurd was en heel erg eigen gemaakt. De woorden van de monoloog heeft Claus één voor één uitgesproken. En zo zal ik ze zeggen.
De voorstelling beeldt een interviewsituatie uit. Claus vond interviews “een onaangename aftakking van zijn literaire werk”, iets waar hij zijn genie liever niet aan verspilde. Geldt voor u hetzelfde?
De Pauw Theater is een toonkunst: je gaat op de scène staan, gewoon, zonder te moeten zagen over wat je doet. De schrijver is lang alleen geweest met dat boek en komt er dan mee buiten. Maar Claus was genoeg acteur om graag in de spots te staan. Ik denk dat hij zelf ook wel wist dat hij tijdens interviews zo’n straffe, boeiende dingen zei, dat die ook een beetje als een deel van zijn werk gezien mochten worden. Ik zou niet willen dat ze mijn interviews allemaal beginnen uit te schrijven. In eerste instantie wou hij dat evenmin, maar hij heeft uiteindelijk wel meegewerkt aan het boek van Mark Schaevers. De interviews die hij gedaan heeft, zijn gewoon prachtig en erg grappig. Soms kon hij ook heel kortaf zijn tegen interviewers, waarvan hij wel eens zei dat ze hetzelfde IQ hadden als platvissen. Hij bleef altijd de baas in het gesprek; hij keek neer op interviewers, of ten minste, dat was een pose die hij aannam. Ik heb het neerkijken letterlijk genomen en sta daarom met een dwerg op de scène, Chris Willemsen, die de zwijgende interviewer speelt. Het is een hard beeld, maar wel één waarvan ik denk dat het ook emotioneel werkt.
Is er een vraag die wij als interviewers niet aan u mogen stellen, of u bestempelt ons als "platvissen"?
De Pauw (lacht) Ik heb in heel mijn leven één interviewer weggestuurd omdat die zich neerzette en zei: “Sorry, ik heb nog nooit iets van u gezien, maar ik moest iemand vervangen.” Dan haal ik mijn vervanger er ook bij. Er zullen wel vragen bestaan waar ik niet op antwoord, zeker als het te persoonlijk wordt. Zolang het over mijn kunst gaat, kan alles gevraagd worden.