Enkidu of Uruk

column
01/05/2002

Om de doorstroming binnen onze universiteit wat te bevorderen, heb ik besloten om dit jaar af te studeren. Een niet noemenswaardig moeilijke zaak. Je schrijft een werkje, je verdedigt het tegenover een groepje baarden, je legt de gebruikelijke examens af en je krijgt een diploma. Ik zou het niet verteld hebben als ik niet op een verneukeratief aspect ervan gestoten was. Zonder dat je het merkt, word je klaar gestoomd voor een akelige periode in je leven: de toekomst.

De toekomst is een episode waarover niemand voordien veel gesproken heeft en die wij, de jeugd, in handen schijnen te hebben, maar die we voor onszelf niet teveel mogen bepalen. En de toekomst wordt grotendeels ingevuld door een job waarnaar we eerst moeten solliciteren. Solliciteren is het afsmeken van een stukje van de toekomst voor jezelf. En het is juist op dit terrein dat ik op een verneukeratief punt beland ben.

 

Kijk, het staakt-het-vuren met de wereld om me heen hangt nogal af van hoe de wereld om me heen mij behandeld. Meestal valt dat goed mee. Als ik iets niet begrijp, legt men het me graag uit, als ik iets zoek, helpt men het vinden. Ook ik tracht bijvoorbeeld mijn medestudenten met die houding te benaderen en ik heb me nooit in extrema teleurgesteld gevoeld in de gedachte dat het zo ook hoort. Je hoort wel eens lelijke verhalen over streberige collega’s die uit gebrek aan emotioneel kapitaal anderen vloeren en afhouden van wat hen toekomt, maar daarmee probeer je je niet te bemoeien. We horen bij elkaar en we komen voor elkaar op. Toch?

 

Wel, als het om solliciteren gaat, blijken alle sociale regels te vervallen. Waaraan het ligt, weet ik niet, maar bij het verlaten van de alma mater zijn de zwaarden geslepen en de reflexen verscherpt. Achterbaks gekonkel en het in ruggen duwen van messen zijn niet alleen aan de orde van de dag, maar worden door voorheen redelijke mensen vergoelijkt en als normaal en zelfs terecht bestempeld. Zelf ben ik bezig voor een baan in de toekomst te solliciteren en de grootste tegenslag is niet zozeer de schaarste van adequate werkverschaffers, maar veeleer de lage en anticollegiale houding van jaargenoten. De ontwijkende blikken, het gezwijg, de misleidende informatie. Nee, ik lieg, de grootste tegenslag is mijn eigen gedrag (van de hoofdredacteur mag ik niet meer te veel morele suprematie ventileren, de hoofdredacteur is een lichtgeraakte salonpoliticus, maar dat terzijde).

 

De wereld gaat aan vlijt ten onder. Ik zou niet alleen moorden voor een goede baan, ik zou ù ervoor vermoorden. Jammer dat de vriendschappelijke sfeer aan het einde van de studie wel zeer voorwaardelijk bleek. Dat we toch allemaal haaien bleken. Dat het een tegenvaller is hoe men omgaat met elkaar zodra er een beetje eigenbelang in het spel komt. Sociaal is uit. Misschien dat er toch iets te kort geschoten heeft in onze opvoeding.