serendipiteit

het allerlaatste woord

30/04/2016
🖋: 

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er maar niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten te hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze keer: ‘serendipiteit’.

Wie zoekt, die vindt. Het zou zo op een azuurblauw tegeltje boven de haard van menige (groot)moemoe kunnen prijken, een waarheid als een koe. Of is dat een misvatting? Speelt de verneukeratieve taal hier misschien een spelletje met ons? En als het geen waarheid, maar een misverstand is, welk herkauwend zoogdier hoort er dan bij? “Een kameel!”, roept Horace Walpole ons vanuit de 18de eeuw toe en hij kan het weten. De man mag zich immers de trotse uitvinder van het wondermooie woord ‘serendipity’ noemen, de gave om te vinden wat je niet zocht.

 

Ben je je sleutels kwijt, dan vind je steevast een verloren sok terug en het antwoord op die ene gewraakte examenvraag komt altijd een paar uur te laat, op een onverwacht moment. Toch is serendipiteit vooral een erg hoopvol woord. Van theezakjes tot velcro, van synthetische platics tot Slincky’s, de banaalste én belangrijkste uitvindingen zijn vaak het gevolg van stom geluk. Of wat te denken van microbioloog en Nobelprijswinnaar Alexander Fleming. Had deze sloddervos zijn labo beter opgeruimd, dan was hij wellicht nooit op penicilline, het eerste antibioticum, gestoten! Serendipiteit wordt daarom wel eens beschreven als “zoeken naar een speld in een hooiberg, en eruit rollen met een boerenmeid.” Een dankbare gedachte voor studenten en onderzoekers die met writer's block kampen of binnenkort een spervuur aan examenvragen moeten zien te overleven.

 

Walpole, politicus, kunsthistoricus en ongetwijfeld stiekem ook sprookjesliefhebber, kwam op het woord na het lezen van De drie Prinsen van Serendip, “a silly fairy tale”. In dat Perzische sprookje doen drie prinsen uit wat nu Sri Lanka heet, dankzij hun kiene observatievermogen de meest onwaarschijnlijke vondsten. Zo komen ze op een van hun tochten een kamelenhoeder tegen die hen vraagt of ze een verloren gelopen kameel hebben gezien. De prinsen moeten hem teleurstellen, maar slagen er met behulp van enkele weinigzeggende aanwijzingen in om te achterhalen dat de kameel kreupel is, blind in één oog, een tand mist, een lading boter en honing droeg en een hoogzwangere vrouw vervoerde. Wie met een open, scherpzinnige blik de wereld benadert, kan geluk dus afdwingen, volgens Walpole.

 

Ziet het er dus niet naar uit dat je scriptie een Nobelprijs in de wacht zal slepen of schiet je een kemel, laat je hoofd dan niet hangen. Wie geduldig is, nieuwsgierig en scherpzinnig, stapt op een goede dag in bad en krijgt zijn eureka-moment. En als de prof je een ‘minus habens’ noemt, en je zo op academisch verantwoorde wijze voor een achterlijke student verslijt, laat je dan niet van je (koeien- of kamelen)melk brengen en denk aan dit woord. Briljant zijn zit immers niet in de genen, het is een attitude!