Het Vlaams Academisch Bibliografisch Bestand

Eigen gelijk eerst
21/11/2009

Onze vorige minister van Onderwijs, Frank Vandenbroucke, voerde eens een financieringsmodel in voor het hoger onderwijs dat gebaseerd was op het aantal publicaties en in welke wetenschappelijke tijdschriften die verschenen. Dat was niet naar de zin van vele menswetenschappers. Zij hadden opgemerkt dat de (best betalende) A1-tijdschriften voornamelijk Engelstalig en niet heel menswetenschappelijk zijn. Nu probeert de Vlaamse Interuniversitaire Raad daar een mouw aan te passen met het Vlaams Academisch Bibliografisch Bestand, een what’s hot (and gets you paid) and what’s not (and doesn’t) van de menswetenschappelijke publicaties. Hoewel deze lijst, opgesteld door een werkgroep van Vlaamse professoren, nog met één been in de planningsfase zit, lijken dezelfde kritieken opnieuw de kop op te steken. dwars luisterde mee.

Ondergesneeuwd

In onze 21ste eeuw is onderzoek ook een kwestie van heel veel kortetermijncontracten, doctoraatsbeurzen e.d., concurrentieel vergeven uit magere budgetjes. De betrokken commissies moeten dus – minstens voor een eerste selectie – kunnen wegen en tellen. Omdat menswetenschappers in erg diverse kanalen plegen te publiceren, die moeilijk in botte cijfers te ijken zijn, is daar ongeveer alles op tegen. Er is alleen, in de praktijk, geen andere weg. Churchill zei dat de democratie het slechtste politieke systeem was, met uitzondering van alle andere. In die zin ben ik wel vóór de VABB.

Alleen is het, omdat iedereen zoveel mogelijk wil binnenhalen en zijn onderzoeksgedrag dus op dit soort wegingen gaat afstemmen, allesbehalve denkbeeldig dat wat nu ondergewaardeerd wordt, mettertijd ook ondergesneeuwd raakt of zelfs verdwijnt. Er zijn de voorbije jaren kleine veldslagen geleverd om te vermijden dat voortaan alleen Engelstalige publicaties zouden meetellen; op dit moment ziet het er gelukkig naar uit (voorzichtigheid blijft geboden) dat we meertalig zullen ‘mogen’ blijven en dat ook het Nederlands een bescheiden plek onder de academische zon zal kunnen bewaren.

Anderzijds horen menswetenschappers niet alleen voor hooggeleerde collega’s te schrijven, maar ook voor een breder publiek. Ik hoop alleszins dat mijn (oud)-studenten bij tijd en wijle zin zullen hebben in toegankelijke info over recente ontwikkelingen in de literatuur, of over auteurs die ze graag lezen. Het is dan ook bijzonder jammer dat vulgarisatie (het woord zelf is al ongelukkig) in de meeste rankings die nu circuleren eerder laag ingeschat wordt: de collega’s die de drafts schrijven vergeten kennelijk graag dat Academia, bij alle onmisbare internationalisering, even dringende plichten heeft op het thuisfront. Als we publicaties voor dat circuit als tweederangs gaan beschouwen, gaan alleen tweederangs figuren er zich nog mee inlaten – en worden mijn oud-studenten ondermaats bediend.

 

Paul Pelckmans,
Departement Letterkunde, Universiteit Antwerpen

 

 

De riemen die we hebben

We leven in tijden van anglobalisering, groeifundamentalisme en geïnstitutionaliseerd wantrouwen (of kwaliteitszorg), en dat heeft ook gevolgen voor de overheidsfinanciering van het wetenschappelijke onderzoek. Het VABB-SHW geeft de sociale en humane wetenschappen een kans om aan te tonen dat ook onderzoek dat niet opgelijst wordt in de diverse databanken van het Institute for Scientific Information (een filiaal van het beursgenoteerde bedrijf Thomson Reuters), en zelfs onderzoek dat – I kid you not – niet eens in het Engels gepubliceerd is, van zeer hoge kwaliteit kan zijn en ook zo erkend moet worden in de outputfinanciering voor de Bijzondere Onderzoeksfondsen. Voor de vele volgelingen van de Cultus van Calimero in vooral de alfawetenschappen lijkt die kans al op voorhand verkeken en is het wat lachwekkend genaamde “Gezaghebbend Panel” dat het VABB moet samenstellen niet meer dan een clubje naïeve excuustruzen of collaborateurs dat de schone schijn moet ophouden terwijl het echte geld al lang versluisd is naar de big business betawetenschappen. Toegegeven: de helft van de publicatieoutputcomponent in de BOF-verdeelsleutel gaat naar door ISI geturfde citaties van werk van Vlaamse wetenschappers en daar komen de alfa-en gammawetenschappen niet voldoende aan hun trekken; en van de andere helft, die voor eigenlijke publicaties is bestemd, wordt ook 85% voorbehouden voor artikels in ISI-tijdschriften. Maar eens het VABB er is, kan berekend worden of de resterende 15% (2,625% van de BOF-middelen) een correcte inschatting is van het wetenschappelijke werk waar ISI geen tijd voor heeft want geen geld voor krijgt, en afhankelijk van de uitkomst van die berekening kan ook de royale voorafname op citaties ter discussie worden gesteld. Als we de botte bibliometrie willen bijsturen is het beter te analyseren dan te jeremiëren.

 

Ortwin de Graef,
Departement Letterkunde, Katholieke Universiteit Leuven