Toch iets geleerd uit de lerarenopleiding?

30/11/2004
🖋: 
Auteur extern
Jimmy Bruckers

Groeimappen, portfolio’s en zelfreflecties. Lesvoorbereidingen, jaarplannen en beoogde didactische doelstellingen. Als u spontaan begint te kokhalzen bij één van deze begrippen, dan bent u waarschijnlijk één van de vele studenten die de lerarenopleiding volgen of hebben gevolgd aan de Universiteit van Antwerpen. (Ofwel had u dat broodje met Americain Preparé gisteren toch maar beter bij u thuis op de verwarming laten liggen.)

Ikzelf heb de Academische Initiële Lerarenopleiding gevolgd tijdens mijn laatste jaar Germaanse, en hoewel ik altijd graag in het onderwijs heb willen stappen, werd mijn enthousiasme bij aanvang van de eerste lessen al snel de kop ingedrukt. Als er één ding is waar de lerarenopleiding van de UA namelijk niet in slaagt, dan is het wel om je enthousiast te maken om het onderwijs in te gaan. De opdrachten zijn keer op keer onzinnig: zo moesten we onder andere een collageopdracht maken waarvoor een zesjarige zich nog zou schamen en Zweedse kooklessen uitschrijven in het teken van een fictief uitwisselingsproject op een fictieve school met eveneens fictieve leerlingen.

 

De feedback die je krijgt tijdens deze opleiding is werkelijk doordrongen van didactische woordenkramerij en weinig constructief. Als ze niet beginnen te vitten over het feit dat er niet tot op de minuut op je lesvoorbereiding staat hoe je les zal verlopen (en hoe kun je nu zoiets op voorhand weten?), dan hebben ze tijdens de stageles zelf wel wat aan te merken op een bank die enigszins scheef stond ten opzichte van de andere (verstoring van het harmonieuze klasgeheel, heet dat dan zo mooi verwoord in termen van classroom management). Ook trachtte men mij met vergeefse moeite bij te brengen dat je een les Engels absoluut nooit met een ‘íntroduction' mag beginnen maar moet opteren voor een ‘pre-activity', wat in wezen dus geen ene moer verschil uitmaakt, buiten de naam dan die je aan het ding geeft.

 

De grootste bron van ergernis is echter de ongeschreven wet dat alles op papier moet staan, wat een van mijn medestudenten destijds treffend verwoordde als “het verwetenschappelijken van lucht”. Continu wordt er van je gevraagd om je eigen groeiproces op papier te zetten, zogenaamd om te zien hoe je evolueert als leraar. Onzin natuurlijk, want of je nu duizend zelfreflecties schrijft of niet, als je niet begaan wilt zijn met leerlingen ben je gewoon niet geschikt om les te gaan geven.

 

Ikzelf sta nu voor het eerste jaar voltijds in het onderwijs en wat ik verwachtte kwam uit: op drie maanden tijd heb ik als lesgever meer bijgeleerd dan wat ze je er op één of twee jaar AILO aan didactische onzin kunnen instampen. In de les pak je het grotendeels aan zoals je zelf wil, al zit je hier ook wel met handboeken en jaarplannen die je moet volgen. Het contact met leerlingen geeft je ook vaak veel voldoening, al komen oude ergernissen gauw weer bovendrijven als je de ene nutteloze vergadering na de andere moet bijwonen, en als je op maandag voor de zoveelste keer weer een stapel formulieren in je vakje terugvindt.

 

Leer je iets bij door de lerarenopleiding? Aanvankelijk meende ik van niet, maar het heeft me geleerd met onzin en paperasserie om te gaan, want dat blijkt nu eenmaal onlosmakelijk met de job van leraar verbonden te zijn. Ben ik de AILO-mensen daar dan dankbaar voor? Absoluut niet, want ze knuppelen gemotiveerde leerkrachten in spe op voorhand al dood met ergernissen die je nog jaar in jaar uit zal moeten dulden als leerkracht.