proffenprofiel: Reinhild Vandekerckhove

over examens, soaps en het Kempisch van Tom Boonen

12/04/2017
Reinhild Vandekerckhove (dwars)
🖋: 

De rubriek ‘proffenprofiel’ toont professoren zoals je ze nog nooit zag: als mensen. dwars stelt de vragen die bij menig student al jaren door het hoofd spoken; wat zijn/haar docent zoal op zijn brood smeert bijvoorbeeld. Reinhild Vandekerckhove, professor Nederlandse Taalkunde en Sociolinguïstiek aan de faculteit Letteren en Wijsbegeerte, wordt deze maand bestookt met vragen.

Dag Professor! U doceert Nederlandse Taalkunde en Sociolinguïstiek.
Wist u altijd al dat u die weg wou inslaan, of heeft u vroeger andere toekomstdromen gehad?

Ik heb altijd voor taal gekozen. Als kind en tiener was ik een veellezer en ik ben zoals velen aan de (toen nog) ‘Germaanse’ begonnen vanuit mijn liefde voor literatuur. Gaandeweg ontdekte ik dat ik er niet zo van hield om literatuur te analyseren, maar wel gebeten was door taalsystematiek. Na mijn studies in Leuven ging ik een jaar in Groningen studeren. Daar koos ik alleen nog voor taalkundige vakken, en voor de studie van het Fries. Ik had toen helemaal geen toekomstplan en wou alleen studeren wat me interesseerde, maar het bleek de ideale voorbereiding voor mijn latere loopbaan. Na dat jaar kwam er in Kortrijk een assistentschap voor Nederlandse taalkunde vrij en zo ben ik er bijna als vanzelf ‘ingerold’.

 

U doet veel onderzoek naar dialecten. Als u eventjes uw neutrale onderzoekersblik opzij zet, welk dialect vindt u dan het mooiste en waarom? En is er ook een dialect dat u stiekem niet kunt uitstaan?

Daar moet ik niet lang over nadenken: West-Vlaams op nummer één! Waarom? Dat heeft met mijn roots te maken. Maar ook als taalwetenschapper zijn er goede redenen om het bovenaan te plaatsen: West-Vlaams is het meest archaïsche Nederlandse dialect. Als je een Frans-Vlaming hoort spreken, heb je het gevoel dat je live Middelnederlands hoort. Maar als je dat nog wilt meemaken, moet je je wel haasten!

Er is eerlijk gezegd geen enkel dialect dat me irriteert. Ik ben altijd gefascineerd geweest door taalvariatie. Ooit heb ik puur voor mijn plezier Fries gestudeerd (om boze Friezen af te houden, zeg ik er maar meteen bij dat het Fries niet als een dialect beschouwd wordt). Ik kan ook genieten van het Twents van Herman Finkers, het Kempens van Tom Boonen, van het Gentse stadsdialect …

 

Hoe was u zelf als student? Kunt u enkele wilde verhalen met ons delen?

Ik was eigenlijk een ‘brave’ studente, maar er waren grenzen aan die braafheid. Ooit werd ik bij wijze van straf een aula uitgestuurd, omdat ik een detail uit een tekst niet wist. We moesten een aantal teksten lezen ter voorbereiding van een college over taalvariatie in het Nederlandse taalgebied. De prof die dat vak doceerde, wees mij ineens aan en vroeg mij waar 'het Bildt' lag. Daar had ik echter geen flauw idee van. De man werd mateloos geïrriteerd en stuurde me weg. Hij gaf me de opdracht om het te gaan opzoeken in de bibliotheek om het dan aan iedereen te vertellen. Ik vond dat zo vernederend dat ik onderweg naar de bibliotheek besliste om niet naar het college terug te keren. Ik was er niet gerust in toen ik de week erna weer in zijn college zat, maar het Bildt is niet meer ter sprake gekomen.

 

Verder maakte ik ooit in Groningen een bijzonder vreemde examensituatie mee. Voor een schriftelijk examen over Friese taalsociologie werden we met een groepje van een viertal mensen (want zoveel fans van het Fries waren er niet) in een klein lokaaltje geplaatst. Toen we goed en wel begonnen waren, ging de prof ervandoor, met de melding dat hij ‘later’ terug zou komen. We staarden elkaar verbaasd aan. Het bleef aanvankelijk muisstil, maar plots waagde iemand het er toch op om de rest van de groep een vraag voor te leggen en in geen tijd waren we collectief aan het overleggen. Alle vragen werden uiteindelijk in overleg opgelost. Ruim een uur later kwam de prof terug om de examens op te halen, alsof er niks aan de hand was.

 

U heeft het in uw lessen soms ook over het taalgebruik in Vlaamse series of soaps. Bent u zelf een fervente soapkijker?

Ik moet jullie ontgoochelen: ik ben helemaal geen soapkijker. Jaren geleden heb ik kennisgemaakt met Thuis, toen mijn oudste zoon en zijn leeftijdsgenoten, toen lagereschoolkinderen, gek genoeg met zijn allen die soap volgden. De sociale taalvariatie in Thuis kon ik wel meteen op prijs stellen. Op dit moment volg ik ook geen enkele serie. Eigenlijk ben ik sowieso geen tv-kijker, al stem ik wel graag af op de Nederlandse talkshows Jinek of Pauw. Ik ben namelijk altijd wel nieuwsgierig naar wat er bij onze Noorderburen gebeurt en ik probeer Nederland ook altijd te promoten bij de studenten Nederlands, met wisselend succes ...

 

Hoe ziet uw ideale vrije dag eruit?

Mijn ideale vrije dag speelt zich grotendeels buiten af. Ik ga heel graag lopen – ‘hardlopen’, zeggen de Nederlanders – en van wat gepruts in de tuin kom ik ook helemaal tot rust. Wat ik verder zalig vind, is een zee van tijd om de krant te lezen, liefst met thee en goede (zwarte) chocolade. Tot slot vind ik uit eten gaan en een kletspartijtje met vriendinnen ook altijd genietbaar.

 

U promoveerde aan KULAK, maar doceert nu aan UAntwerpen. Ziet u verschillen tussen de studenten hier en de studenten in Kortrijk?

Ik vrees dat ik een stereotiep beeld ga bevestigen. Doordat ik altijd Nederlands gedoceerd heb, werd ik vooral getroffen door het verschil in taalattitude bij West-Vlamingen versus Antwerpenaren. De West-Vlamingen gingen er doorgaans van uit dat er van alles mis was met hun taalgebruik. Het bleek van belang om hen op dat vlak voldoende vertrouwen te geven. Aan vertrouwen echter geen gebrek bij hun Antwerpse leeftijdsgenoten. Het verschil tussen het centrum en de periferie is in dat opzicht enorm. Ik vind het eigenlijk fijn dat spreekangst de Antwerpse studenten veel minder parten speelt, maar het is wel een uitdaging om het verschil tussen Antwerps en Algemeen Nederlands verkocht te krijgen.

 

Wat is uw favoriete plek in Antwerpen?

Als je een plek bedoelt waar ik vaak kom, dan kies ik voor de stationshal. Ik kan er nog altijd van genieten, als het tenminste meezit met de stiptheid van de treinen.

 

En ten slotte, welke wijsheid wilt u nog meegeven aan uw studenten?

“Geen half werk!”

 

Hartelijk bedankt, professor!